147 zelve klein en de r. hondstand scheef tegen den diep naar onderen gegroeiden snijtand geplaatstvermoedelijk omdat de melk-canina waarvan men de groeve nog zietwas blijven zitten. Aan de 1. zijde heeft hetzelfde plaats zoodat er 18 tanden in de bovenkaak tegelijk aanwezig geweest zijn. De 2 voorste snij tanden ontbreken ook zij schijnen even ais in 2 en 3 nog al vooruit gestaan te hebben. De kruin is hoog. OCCIPIT. Rond van onderen smal. BAS. Behalve de duidelijk nog niet oude maar scheeve tandenreeks loopen vooral in het oog de groote gewichtskuilen en groote gaten voor de onderkaaks zenuwen en diepe groeve voor den digastr. en de breedte tusschen de jukbogen zoodat men vermoeden kandat de kaauwtoestel behoorlijk vertegenwoordigd is geweest. De for. cond. antica zijn echter niet grooter dan gewoonlijk en de achterste ontbreken daarentegen zijn er kleine f. mast. Inwendig duidelijke hersenindruksels. Er is eene geringe verschuiving van het for. occ. naar links post, mortem ontstaan waarmede in verband staat eene beginnende scheuring van het lin kerdeel van het achterhoofds- en van het regter slaapbeen. De inhoud is 1266 cub. c. de gelaatsh. op den doorgezaagden schedel geme ten a. over den rand der alveoli 68" b. over de spin. nas. 72°. De zadelhoek 140°145°. 5°. Eene niet gansch symmetrischespecifiek ligte schedel- kap zonder jukbogenmet aanmerkelijke exfoliatiedie ver moedelijk aan een man behoord heeft en zich door een schoonen vorm onderscheidt. De pylnaad verdwenen. Geene sinus front. In het os. occ. en bij de wengbr. bogen nog veel diploëelders niet. De beenderen dun op de mediaanlijn van 2 tot m. aan de are. superc. 9 aan de spin. occ. 11|. Inwendig scherp geteekende groeven en juga, een gat voor de carotis tusschen de voorste en middelste zadelknoppen. VERT. Meer regelmatiglangwerpig eirond .dan de vorige schedelsdie bree der naar achteren waren of puntig uitliepen, zoodat de vorm van deze minder lang schijnt. Linker tub. par. iets grooter. Geene for. par. FRONT. Regelmatig gewelfd met duidelijke ineensmeltende tubura, Incis. supraorb. PROF. Ala sphenoid, sterk ingedrukt. Gewelfde slapen. Sterke tepels. Regel matige welving. Groote meatus. Geene for. mast. De slaaplijn weinig uitgedrukt' OCCIPIT. Rond en breedzonder bijzonder sterke spierlijnen. BAS. Groote cond. en groot for. occ. Groote foram postcondyl. Sterke foss. (ligastra regtsklein aan de linkerzijde. Sterke proc, jugul en gewrichtskuilen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 151