148
Groot for. ovale. De basis is in 't midden veel breeder dan van vorenzoodat
hier de kenmerken van kracht duidelijk te zien zijn.
De inhoud is 1416 cub. c.
De gelaatshoek evenmin als in de volgende te bepalen; de zadelhoek 130°.
6°. Mannenschedel-kapzonder gelaat en jukbogenmis
sende het 1. slaapbeenmet sterke exfoliatie en groveduide
lijke nadenbijna symm. Het diploë is overal aanwezig met
wijde sinus, zoodat liet os. fr. te dezer plaats 15 m. meet,
waarvan de sinus 9|. De overige beenderen zijn van 4 tot 8
de spina occ. 18 m. dik. De schedel dreigt uiteen te vallen
en heeft van binnen diepe kuilen voor de hersenkronkels
en diepe art. groevenlinks eene ondiepe dwarsche groeve
die regts echter breed is. Min of meer klevend ter plaatse
der exfoliatie.
VERT. Langwerpig ovaalbreed uitspringende tubera en schelp. Bijna
geene for. pariet.
FRONT. Regelmatigniet breed incisurae supraorb.
PROF. Terwijl de door prof. F. beschreven schedel van boven meer vlak is,
is deze wederom gewelfd for. carot. tusschen de proc. clin.-laag voorhoofduit
springende tub. par. gewelfde slapen lange tepels en een ver achteruitsprin
gend achterhoofd hovende spina, waarmede inwendig groote fossae cerebri post,
zamenvallen vroegere rachitis
OCCIPIT. Uitpuilendbreedtamelijk sterke lijnen kleine for. mast.
BAS. Langwerpig. De gewone geringe asymm. met grooter for. jug. dextrum
en geringen scheefstand der condyli. Kleine fossa glen. For. rot. ovale. Vidian,
enz. gewoon. Regts for. cond. post.; links geen. Matige fossa digastr. Groote
sinus sphen. Groote can. hypogl. De oogkuilen groot.
Inwendiggewonesoms diepe hersenindruksels.
De inhoud is 1400 cub. c. en de zadelhoek 138°.
7°. Sterke zware mannenschedel van een grijsaardwaar
aan gelaat, jukbogen, zeefbeen, het midden van het wiggebeen
en pars. bas. ontbreken met beginnende afschilfering en bijna
overal verbeende naden. De spieruitsteeksels tamelijk sterk.
VERT. Regelmatig langwerpig eirond, smaller van voren. Geene for. par.
Een indeuk ter plaatse van den sin. long. De oppervlakte hobbelig met zeer
vele kleine openingen.
FRONT. Smal met sterke arcusgroote incisurae en breeden neuswortel. Er
is eene linea eminens, terwijl de tubera min of meer als een boog ineenloopen.