151 BAS. Smal van voren, breed achter de schubben. Sterke geledingskuil. Kleine tepels. Ondiepe fovea digastrici. Groote oogkuilen. Inwendig weinige ader- en slagadergroevenbijna geene juga. Voelbare sin. front. Diepe foss. cerebr. post. R. sin. transv. dieper. Inhoud bij benadering 1450 cub. c. 12°. Zware asymm. schedelkap, vermoedelijk van een man zij is post mortem verschoven zoodat het r. slaapbeen naar bin- nengedrukt is, met fractuur van 't wandb., terwijl het 1. slaapb. met een deel van het wigge- en het zeef been en het pars bas. uit gevallen zijn. De neusbeenderen die voorhanden zijnhebben den naad niet verbeend. Middelmatige leeftijd. Naden los, nergens verbeend. De kleur bruin, eenige gele plekken, maar geene exfoliatie. Niet klevend. VERT. Zeer lang ovaalin 't midden niet veel breeder dan voor of achter. De ongelijke schelp en neusbeenderen zeer zigtbaar. Geene for par. Geringe tub. par. FRONT. Smalgeringe arcusgeene tubera. Smalle neuswortel. Incisura supra orb. links ééneregts twee. Smalle oogranden. Sporen van linea emin. PROF. Langwerpig. Voorh. laag. Kruin niet hoog. Schelp boven de spina even als bij rachitis onregelmatig achteruit springende, met een indeuk boven den lambdanaad. Slapen plat. Korte tepels. Het onderste deel der neus beenderen steekt sterk uitwipneus. OCCIPIT. Rond, ongelijk hobbelig, achteruitstekend, een weinig verschoven, zwakke spierlijnen. BAS. Voorh. boezems maar alleen boven den neus. Groot for. ovale en spin., geringe fov. digastr. Inwendig groote foss. cerebri post. Ongelijke sinus lijnen. Geringe hersenindrukselsbehalve vele aan het os frontis indruksels en sterke crista. Inhoud 1250 cub. c. 13°. Ligte, gladde, niet ontbladerde schedelkap met be ginnende gele verkleuring. De front, naad zigtbaar, doch de pylnaad verbeend. Niet klevend. Symmetrisch. Basis en slapen ontbreken. Vermoedelijk een schedel van eene bejaarde vrouw. VERT. Langwerpigonregelmatigvan voren eenigzins breeder dan de twee vorigezoo als in no. 2. Een for. par. en een indruk aan het achterste derde deel van den pijlnaad. FRONT. Kleine maar duidelijke arcus. Duidelijke linea emin. die met de tubera eenigzins een kruis vormt. Zeer laag voorhoofd. Ineis. supra orb. Dunne oogkasranden. PROF. Zeer laag voorhoofd. Uitpuilende kruin. Achter uitstekende schelp

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 155