159
Men heeft wel eens aan de oudere ethnografen verweten,
dat zij wapens en amuletten en kleedingstukken verzameld
hebbenmaar niet de schedelsde vertegenwoordigers der her
senen, waarin al die dingen haar oorsprong hebben gevonden;
dit verwijt geldt niet meer voor de modernenmaar het zij
ter verdediging onzer voorvaders herinnerddat er uit een
paar stukken huisraad vaak meer is op te makendan uit
een dozijn of meer schedels. Verre van mijdat ik de zoo
moeijelijke craniologie in haar waarde zou willen te kort doen;
ik vertrouw, dat de moeite, die ik mij voor de sedert 1687
verwaarloosde schedels gegeven heb en misschien nog geven
zalhet tegendeel bewijstmaar ik wensch het op den voor
grond te stellen omdat ik ten volle overtuigd ben dat tot nu
toe mijne Domburgsche studie zoo goed als niets opheldert.
Uit éénen enkelen schedel wat op te maken dat gaat nog aan
maar ondoenlijkgewaagd althans vind ik hetom stellingen
uit anderhalf dozijn te trekkenwanneer de eene schedel in
lijnregten strijd is met den anderen. Vanneer ik mijne vroe
gere strandbewoners, die een tijd .lang onder de duinen ver
borgen geweest zijnen nu nog steedsals echte Zeeuwen
met de golven worstelenoverziedan ben ik geneigd uit te
roepen „partout comme chez nous!" Ik vergun mij daarom
het nog eens te herhalendat ik mijne opteekeningen slechts
wensch beschouwd te zienals een initivm factieen begin
van Zeelands oudere ethnografie, een begin, dat wel van nie
mand beter kan uitgaandan van het Zeeuwsch Genootschap
der wetenschappen.
Ik zal daarom niet stellig in besluiten zijn, en mij bepalen
tot eenige losse opmerkingen en vergelijkingen van de mede
gedeelde cijfers.
Het zij de misera gens Morinorum de eerste Sueven of Zeeuwen
geweest zijnhetzij Menapiersaan hen belmoren onze schedels
nietevenmin als aan de aanbidders van Nehaleunia zij moeten
teruggebragt worden of tot het laatst van het Frankische tijd-