163
van 1660 bij een jeugdigen, bijzonder breeden kop, een min.
van 1150 en eene gemidd. scliedelruimte van 1371 cub. c.,
waaronder één n°. 10 van 1250, die toch ook aan
een volwassenen heeft toebehoord. Mannen van vrouwen te
onderscheiden gaat natuurlijk moeijelijk; beproeven wij het
intusschendan verkrijg ik voor die schedelsdie ik ge
meend heb mannenschedels te moeten heeten, uit 11 waarn. als
gem. 1393. Deze inhoudsruimte vermag bepaald n niet groot"
genoemd te wordenimmers ik leesb. v. dat Morton in
Amerika uit 30 Engelsche en Duitsche schedels tot een ge
middelde kwam van 1507 met een min. van 1147 en een
max. van 1868. Broca z) vond voor 35 Parijzenaars uit
de 19e. eeuw 1403 voor 90 andere uit den gegoeden stand
en denzelfden tijd 1484; voor nog andere 125, 1461; voor
117 van de 12e. tot de 186. eeuw 1409 en eindelijk wat
voor onze studie gewigtig is voor 115 andere, eveneens in
Parijs begraven schedels van een grafgewelf, dat in den tijd
van Philippus Augustus (126. eeuw), reeds met huizen bedekt
was en dus niet meer gebruikt werd, 1425. Welcker vond
voor 30 Duitschers 1448 Aitken Meigs voor 38 Germanen
1534. Prof. Boogaard s) voor 25 normale schedels van on
derscheidene rassen 1432 met een maximum van 1750. Gaarne
willen wij nu aannemendat Broca's methode wat te veel
onze, dikwerf de basis missende, schedels wat te weinig geven,
toch mogen wij niet ontveinzen, dat de cijfers wat al te dui
delijk sprekenom aan te nemendat het gemoedelijk chris
tenvolk van Oud-Domburg zich door een moderne schedelruimte
heeft gekenmerkt.
De zadelhoek (neuswortel tub. epliippii en voorste rand
for. occ.) is slechts bij vier onzer schedels gemeten. Men zegt,
dat deze hoek die bij dieren en kinderen grooter is dan bij
•4.
Lubach, de Bewoners van Nederland, bl. 68.
2) C. Vogt, Vorlesungen ueber den MenschenGiessen 1863, bl. 104.
3) Ned. Tijds. 1865 2'. afd., bl. 106.