171 Hij onderscheidde zich vroeger door eene vuile, grijsach tige kleurhier en daarvooral rond de gatenin het zwarte overgaande. Deze kleur werd evenwel slechts veroorzaakt door aanklevend vuiltoen men dit microscopisch onderzocht bleek het gewoon stof" te zijn. In geene enkele opening vond ik zand of aardedie zijne vorige verblijfplaats zou den verraden en evenmin ontdekte ik ergens het minste spoor van verdroogd periosteum of eenig overblijfsel van verdroogde zenuwtjes of bloedvaatjes zoodat men veilig mag aannemen dat de schedel niet door een anatoommaar door natuur lijke aftering der bekleedende deelen in den grond of in het water is gepraepareerd. Nadat de aanklevende stofdeeltjes door reiniging verwijderd waren, is er eene meer gewone gele kleur voor den dag ge komen. Deze kleur is echter niet gelijk aan die van zoo genaamde vette beenderenmaar helt meer naar het wit-gele over. De witte kleur die echter wederom anders is dan in goed gedroogde beenderen, vertoont zich vooral aan de meer gladde deelen van het wand- en voorhoofdsbeendie grenzen aan den wiggebeensvleugel. Enkele gedeelten zijn bruinachtig geelmaar nergens heeft de schedel of de blaauw-zwarteof bruine kleur van beenderendie lang in klei of aarde gele gen hebbenen zoo als wij ze ookde bruine namelijkin de Domburgsclie beenderen hebben gezien. De ontzettende hoe veelheid van openingenwaaruit men het stof niet kan ver wijderen veroorzaakt hier en daar donkere tintendie het wit wat minder doen uitkomen. De kleur van de compacte zelfstandigheid onder de schors is witeven als van kalk. Ook wij hebben het met vele andere beschrijvers van soortge lijke koppen te betreurendat de schedel verre van gaaf is hij bestaat slechts 1°. uit het voorhoofdsbeen en hieraan ontbreekt zelfs nog een stuk der oogkuils-gedeelten 2°. uit een klein gedeelte van de loodregte plaat van het zeef- been met de hanekam

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 177