173
3". uit de beide wandbeenderen;
4°. uit bet acliterlioofdsbeenmaar ook hier missen wij de
knokkeldeelen en het zoogenaamde grondstuk
5°. uit de beide slaap beenderenmet uitzondering van de juk
beensuitsteeksels zoodat de geledingskuilen onvolledig zijn
ook ontbreekt de regter pyramide.
Gebruiken wij dus in onze beschrijving kortheidshalve het
woord u schedeldan willen wij natuurlijk daarmede slechts
het boven beschreven deel van het bekkeneel aangeduid hebben.
Onze schedel kenmerkt zich door eeneniet alleen buiten
gewone, maar wij mogen wel zeggen door eene bijkans on
gekende zwaarte; immers zijn gewigt is 3100 grammen; wij
zullen wel later een of meer door anderen beschreven crania
vermeldendie omstreeks 4 kilogrammes of meer wogenmaar
daar was gewoonlijk het bekkeneel geheel voorhanden met
de aangezigtsbeenderen.
Indien men nu aanneemtdat de beenderen waaruit de
schedel bestaatin normalen toestand 4 ons wegendan
zien wijdat hij nagenoeg acht malen zwaarder is dan hij
zijn moest, om met gewone, niet bijzonder zware, beenderen
overeen te komen.
De slaapvlakte van het voorhoofdsbeen en de oogkuilsvlak-
ten zijn gladmaar het overige van den schedel is meestal
ruw en hobbeligdoch deze kleine oneffenheden zijn niet zoo
zeer ontstaan door beenverhevenhedenmaar door kleineop
pervlakkige verdiepingenhet is als of de buitenschil der bast-
zelfstandigheid hier en daar is afgesprongen en verloren ge
gaan, of wel als of er, gedurende het leven, menigvuldige
kleine erosien hebben plaats gehad.
Talrijk zijn de kleine openingendie aan het hoofd een zeef
vormig aanschijn gevenhet zijn duidelijk sterk uitgedrukte
vaatporiën of kanaaltjeswaarin zich verlengsels van het been
vlies bevonden hebben, en die ook aan gewone schedels be
staan, maar daar veel kleiner zijn. "Men behoeft de laatste
slechts door eene loupe te bezien.