174 tot nu toe in geen enkelen dusdanigen schedel is voorgekomen. Minder abnormaalmaar indrukwekkend als een beeld van ontzettende kracht en spierontwikkelingis het voorkomen van achteren. Het is de verbazende breedte van den schedel, de uitgebreidheid der tepelwijze uitsteeksels en het sterk uitpui len der bovenste liuea nucliae of semicirculans superiordie ons onwillekeurig een reus uit de fabelleer voor den geest roepen. Die indruk van krachtdien de schedel op ons maaktwordt nog verhoogddoor datzoo als doorgaans in vergroote sche - delsde naden grootendeels verbeend zijnof slechts grove spo ren hebben achter gelaten. De frontaalnaad ontbreektmaar zooveel te meer vertoont zich de lïnea eminens die men zoo als bekend isvooral in den kinderschedel zietmaar later dikwerf te vergeefs zoekt. Hier en daar kan men den kroonnaad vol gen; de pijlnaad alweder is niet te ontwaren, maar wel de lambdanaad en dezen kan men min of meer verderop als sutura mastoidea zien voortgaan. De schubnaad is onnatuur lijk, maar zeer duidelijk. Yan di grondvlakte is slechts een deel te zien door hel ont breken van eene py rami de en van het wigge- en zeefbeen. Ook hier intusschen treffen ons de breedte van het achterhoofd en de sterke tepeluitsteekselszoodat ook daar de indruk eene gansch ongewone is. Van binnen is weinig van de naden te zien de beenderen zijn vergroeidzelfs het slaap- met het wandbeenalleen de lambdanaad is zigtbaar en eenigzins van de wandbeenderen af geweken en zonder tanden. Ter plaatse van den kroonnaad ligt eene hier en daar afgebrokene sleuf, zoo als men ook wel aan enkele gewone schedels zieten naast haar liggen even als in andere verdikte schedels, de diepe groeven voor de mid delste hersenvlies-slagaderhet begin der groeve iszoo als dikwijls, niet eene sleuf maar een kanaal. Overigens herinnert ons de ruwe oppervlakte aan hersenkronkelsen een groot getal van kuiltjes aan zoogenaamde corpora van Paechioniof deze evenwel inderdaad aanwezig geweest zijn is moeijelijk te beslissen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 180