178 de overblijfsels vanzoo als in de meeste gewone scliedels die niet al te oud zijn, maar er zijn dikke oogkuilsranden, die met de arcus supraorbitals (of superciliares) inéén smelten en zoo ze nog iets meer waren uitgezet ons dadelijk zouden herinneren aan de afbeeldingen van den beroemden schedel uit het Neanderdalwaarop men de bekende tlieoriën gevestigd heeft over veranderingen, die de mensch gedurende vele eeuwen op aarde heeft ondergaan. Ik heb dien schedel niet gezien en wacht mij dus wel van hier iets in het midden te willen bren gen tegen de groote geologen van den tegenwoordigen tijd maar wil toch niet verzwijgen, dat ook die schedel die zoo vele eeuwen in den grond gewacht heeft op een laat nage slacht - groot en zwaar wasmet sterke uitsteeksels en dat de bij dien schedel gevonden beenderen ook buitengewoon groot en zwaar waren ofschoon niet van gedaante veranderd. Bij een vertikalen blik op onzen schedel loopen de wenk- braauwbogen niet in het oogzoo als in den Neander-kop zij worden als het ware verduisterd door de uitzetting van het daarboven liggend gedeelte des beens. Op de plaats waar men bij gewone schedels de üihera ziet, is onze schedel plat en het is deze platheiddie in verband met de bult der liaea eminem en de zijdelingsche bulten den schedel zoo vreemd een uiterlijk geven. Daarenboven is het bovenstuk van het voorhoofdsbeen, waar het aan den pijlnaad grenst, en waar men omgekeerd andere schedels plat vindt, hier buitengewoon bulterig uitgezetals of hetdoor een krach- tigen druk aan den binnenkantware omhoog gedreven. Er zijn ter plaatse der arcus vele dwarsloopende groetjes en scheurtjes die alweder aan een kinderkop herinneren van de eigenlijke vaatgroeven zijn slechts breede, zeer oppervlakkige sleuven te zien. Eene diepere van regts naar links loopende groeve heeft het uiterlijk van slechts eene schrap te zijn zij loopt van het rogter for. supraorb. naar de linker crista, in de rigting duswaarin men in vele schedels ook eene vaat- sleuf zietenwat zeker alweer minder voor het denkbeeld

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 184