182 afgewisseldtoonen den winkelnaad aanmeer naar beneden verdwijnt al wat aan tanden zou doen denken. De foramina parietalia zijn in dwarsloopende groeven van i cent. lengte veranderd. Wij zeiden boven reedsdat dit been van voren bij den pijlnaad 4|- van achteren 4op de plaats der tubera ook 4 en bij de schub 3 cent. dik is. Het gladde gedeelte is iets dunner en gaat boven de schub weder in een dikker gedeelte overdat bijzonder in het oog looptdoor eene groote menigte van fijne kam- of tandvormige uitzettingenduidelijke ver grootingen der normaleplooivormige strepen te dezer plaatse. Het komt mij voordat in geene enkele afbeelding van ver- groote schedels deze kamvormige lijnen zoo groot zijnals hier. Ofschoon het been daar met de schub vergroeid is, schijnt er toch eene afwijking of gaping ontstaan te zijn maar het is ook mogelijk dat er verschillende stukken van de hier trouwens alles behalve broze schub zijn verloren gegaan. De beneden-achterhoek iseven als de crista frontalis aan het voorhoofdsbeen, en even als in mindere mate de cirkel vormige lijn, eene plaats, die ook in den gewonen toestand, al zij het ook weinigeenigzins dikker is dan de overige dee- len. De achterhoek nu vertoont zich in ons geval als een dik knoestig gezwel en de lijn zelvewaaraan zich de fascia der slaapspier moet hebben vastgehechtvormtzoo als de afbeel ding aanwijsteene hoogebreede kamdie ons eene verba zend groote slaapspier voor den geest roept en in verband met den misvormden bouw van het planum temporale ook van ter zijde aan den schedel een ongekend, sterk voorkomen geeft, dat niets van den kindervonn heeft, waarin de linea circulates pleegt te ontbreken. De lengte dier forsclie lijn bedraagt on geveer 30 ce»t. van den process, jugul. tot den beneden-ach terhoek. De tweede afbeelding geeft slechts een flaauw denkbeeld van den zonderlingen indrukwelke die slaaplijn maakt. Zij roept ons de kam boven op den schedel van een verscheurend dier voor den geestmaar al is die lijn zoo sterkhet is ik

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 190