185 eu doom sterk uitgedruktde regter dwarsche groeve breeder dan de linker. De fossae cerebri zijn niet diepmen kan ze plat noemen die voor de kleine hersenen klein en vlak, veel geringer van omvang dan in een gewoon achterhoofdsbeen. Slaapbeenderen. Het linker slaapbeen blijkt, als men den schedel nat maakt, losachtig met de naburige beenderen verbonden te zijnhet regter stevig. Ook deze zijn in grovelompe beenderen veranderdmet ruw gekartelde van het wandbeen afwijkende schubnaden. De groote vaatporiën, die hier in sommige dikke schedels voorkomen, zijn in ons geval niet aanwezig, behalve boven den gehoorgangen links maar in geringe mate en zoo schijnt er ook één groot for. emissarium in of nabij de sut. mast. te zijn. Zeer sterk uitgedrukt is de sleuf voor de slaapspiermen zou zeggen dat men ze kunstmatig dieper had gemaakt. Er zijn geene duidelijke groeven voor de art. temp. profunda, en de jukuitsteeksels zijn afgebroken. Opmerkelijk is het tepeluitsteeksel. Innig vergroeid met de schub, maar toch nog sporen van vroegere scheiding opleve rende, is het een dik, knoesterig gezwel; het heeft aan zijne grondvlakte wel 4 tot 5 cent. diametermaar naar mate van die dikte heeft het weinig lengteimmers het reikt niet ver beneden den gehoorgang. Indien men bij normale schedels eene lijn trekt, die de ondervlakte van het jukuitsteeksel langs den bodem van den gehoorgang met het tepeluitsteeksel ver- eenigt, dan valt de punt van het laatste bij kinderen in ééne lijn en bij volwassenen ver daar beneden. Onze schedelhoe grof hij er ook uitzievertoont nu hier alweermerkwaardig genoegden kindervorm. De diepte en rigting der gehoorgangen schijnen aan een vol wassen schedel te beantwoorden, ik zeg, „schijnen" want de groef van het trommelvlies is niet te onderscheidenomdat die

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 195