186 deelen inwendig hebben geledenEven als in andere dikke sche dels zijn die openingen ook hier vernaauwden met gezwollen randen omgeven. Begts is de kleinste diameter slechts 3 mill. De fossa digastrica ontbreekt; in hare plaats is, vooral links, de beenmassa die den rand van het slaapbeen uitmaakt, plat en naar beneden in de dwarste uitgezetzoodat van de eigen lijke sleuf slechts eene lijn is overgeblevenen men ook hier onwillekeurig aan een kinderhoofd denkthet for. stylomast. is duidelijk en het kanaal heeft de wijdte eener bakerspeld hoe het zich verder in het been verhoudt kan ik niet nagaan. Dat de schedel hier een weinig asymmetrisch is blijkt ook uit de geledingskuilen. Links vertoont zich eene ondiepe kuilregts daarentegen is slechts dat deel zigtbaar, dat aan den gehoor gang beantwoordtde ondiepte ontstaateven als de naauw- heid van den gehoorgang, door de dikte van het been, want terwijl dit anders doorschijnend is heeft het hier cent. dikte. Er is echter zeiden wijeenige asymmetrie want regts smelt het veel meer met den tepel inéén dan links. De fissura petro-squammosa s. Glaseri is met de verdieping voor het spiertje of bandje zeer duidelijk zigtbaarhalf verbeend daarentegen de fiss. petromastoidea. De pyramide zelve is«regts alleenbijna gaaf gebleven en is even grof en groot als de andere' beenderen. Mij dunkt echterdat het zoogenaamde steenachtige plaats gemaakt heeft voor losser weefsel. Wat hier van de incis. jugul. aanwezig is, schijnt ook op een door de dikke beenplaten vernaauwd fora- men te wijzen. Zigtbaar maar ondoordringbaar is de aquaed. cocMiaemaar bovenmate groot, tot 6 mill, breed en zeer glad is de sleuf, die voor den sinus petros, ivf. dient. Het carotiden kanaal is voor zulk een schedel klein te noe men; de onderste opening toch is slechts 5 en 6 mill, in door meting overigens is het regelmatig en dus ontstaat de betrek kelijke naauwte wederom door de gelijkmatige uitzetting van het been. Duidelijk zigtbaar is de groote opening van den can. musculo-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 196