193
Er liepen in die corticale laag zeer vele haversche vaat-ka
naaltjeszeer verschillende in grootte; de meeste liepen trans
versaal en gewoonlijk even regelmatig als in gewoon been.
Nu en dan zag ik ze bogtig ingedrukt. Bij eene 640-malige
vergrooting bleken zij hier en daar met de beencellen door
de bekende stralen van deze laatste in verband te staandocli
ik zag dit maar op zeer weinige plaatsenin de meeste geval
len eindigden die straaltjes zonder een kanaaltje te bereiken.
Zeer dunne plaatjeswaarin geene kanaaltjes en ook geene
beencellen meer te zien waren, kon ik met meer gemak ver
vaardigen dan van gewoon beende plaatjes behoefden niet
zoo dun geslepen te worden, en dit zou bewijzen kunnen, dat
de zoogenaamde intercellulair stof grootere ruimten innam dan
bij normaal beenmicroscopisch verschil was er niet in te
bespeuren.
Be beencellen zelve (beenligchaampjesosteoplasten) waren
ook in groote hoeveelheid voorhandenmaar zij schenen mij toe
zeer onregelmatig verspreid te liggen. Hier waren z'ij sterk op
één gehoopt, en daar weer zeldzaam. Op de gewone wijze
werden zij transparant door middel van terpentijn en op ééne
plaats van zulk een doorzigtig gemaakt plaatje lagen de been-
cellen zeer regelmatig in rijensommige vertikaal en andere
die dan eene diepere laag vormdentransversaaleven alsof
men gewoon been zagin de meeste gevallen lagen echter
zooals ik zeidedie beencellen verward dooreen.
De zoo even vermelde, regelmatig in rijen liggende, been
cellen waren ook regelmatig van vorm. Zij stelden kleine ellip
sen daar met zuivere gelijke randen. De overige beencellen
die zich natuurlijkeven als in normalen toestanddoor
hare zwarte kleur kenmerktenhadden altoos onregelmatige
omtrekken. Zij waren nu eens ronddan ovaaldan ellip
tisch maar altoos onderling verschillend met onduidelijke ran
den, die moeijelijk van de omliggende tusschencelstof te scheiden
was. Men zou in der daad zeggen zij zijn verwrongen ge
worden, verdraaid, verdrukt, verkleind; ook wanneer de plaat-