202 genoeg isom hier nog eens te worden herhaald. Deze knaap had tot zijn 12e jaar geene ziekte gehad, behalve pokken. Toen opende zijn vader hem een abces nabij den regter traanzak, dat langen tijd etterdeen opgevolgd werd door eene uitzet ting van den regter proc. nasalis ter grootte van eene amandel. Deze beenuitzetting nam zoo toedat de neus na 3 jaren als begraven lag tusschen de kaakbeenderenen dat de knaap niet meer door zijn neus kon ademen. Op zijn 20' jaar was hij wezenlijk monsterachtig. ITij klaagde echter nooit over pijn, Schedel en aangezigtsbeenderen waren vol uitwassendie zoo hard waren als marmer. Vroeger was hij levendigmaar op zijn 24e jaar werd hij traag en stierf aan een typhus, die hen blind maakte en door catarrhenbloedspuwing en veretteriug gevolgd werden. Zijn dood had plaats in 1767. Schedel ei aangezigt wogen 5 oude pondende onderkaak daarenbovei 3 pond 6 lood, alles te zamen Si pond, dat is volgens Huschki 6 pond 14 lood zwaarder dan een gewone schedel. Huschke vermeldt ook een paar schedels uit Sandiforts Mus. anat. waarvan één tot de zulke behoort, die ons bezig houden, Deze had eene lengte diameter van 5| Rh. duim, en eene dwarsche van 5terwijl de beenderen omstreeks 1 duim dik waren en het gewigt met aangezigt en al slechts 2 pond en 3 oneen was. Ik heb dit werk niet geraadpleegdmaar zie toch dat de schedel veel minder veranderd moet geweest zijn dai de onze. Ik heb wel kunnen raadpilegen de Exercit. acad. van Sandi- fort en daarin geziendat er een schedel vermeld wordt waarop prof. Heuunius geschreven heeftdat hij behoord hal aan een overigens kleinen, 40-jarigen, onnoozelen boer. Bi schedel was zeer vergroot, maar niet de basis of het gelaat De lengte was naar de afbeelding te oordeelen slechts 21 cent Verder worden op tab. V en VI de afzonderlijke beenderet 4) Exercit. acad. 1783, tab. IV.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 212