206
3°. In 1823 beschreef Ribelt l) het hoofd van een 46jarig
man, wiens aangezigtsbeenderen na zijn 10 jaar al meer en
meer waren vergroot. Bij zijn dood woog de onderkaak 1218,
het overige 1875 gr. Het hoofd is dus veel minder zwaar dan
het onze, maar gewigtig is het, dat men iets van de ziekte
weet. Zij begon in de kaakbeenderenen breidde zich uit naar
bovenover de hersenbeenderenzoodat de lijder het gezigt
en de spraak verloor; de oogballen toch en de tong waren door
de steeds toenemende beenmassa's naar buiten gedreven. Hij
overleed aan eene slepende longontsteking zonder stoornis in
de geestvermogens. Ofschoon al de beenderen van het ge
raamte zeer dun waren, vond men die van het hoofd zeer
stevig en vastterwijl de spierenvan het aangezigt vezelachtig
waren en versmolten met het beenvlies en het onderliggend
bindweefsel.
4°. Beroemd is ook een schedel, bekend als die van Darm
stadt of van Bojanus. Cuvier hield hem voor een kinderkop,
Bojantjs voor dien van iemand van 20 jaren. In Prorieps
Notizen 1826 is de bovenkaak afgebeeld en in die van 1825,
naar ik meende beschrijving te vinden zonder afbeelding.
Het is een kopdien men bij Munster in een knekelhuis ge
vonden heeften die zoo hard wasdat de Pransche soldaten
hem gebruikten om te kegelen. Aan den slaap was hij 27
mill, dikaan den sinus fr. 33 en op eene anderemij niet
bekende plaats 55. Wederom deelden ook de gezigtsbeende-
ren in de kwaal en vooral de onderkaak. Zonder de laatste
woog hij 4 kilo en de halve onderkaak alleen 376 gr.
5°. In het museum te Praag is insgelijks een sclerotisclie
schedel met aangezigt voorhanden, waarvan ik de vier afbeel
dingen voor mij heb. Zij zijn van Gruber 2). De schedel
wordt de Praagsche of die van Ilg genaamd en hij wordt ge
houden voor een der belangrijkste bezittingen van dat museum.
1Diss, sur les exostoses. Paris 1823.
2) Monogr. eines osleosclerotischeu Kop/esPrag 1847.