208
over dien schedel gevonden. Al de beenderen waren 27 mill,
dik, aan de wandbeenderen tot 54. Het gewigt is wel niet
bekendmaar het medegedeelde bewijst genoegdat die schedel
met den onzen niet kan wedijveren.
7°. Een anderedikkeharde schedel met eveneens verdikte
aangezigtsbeenderen is door Otto l) beschrevenmaar naar ik
meen niet afgebeeldde wijsheidstanden ontbraken noghet
geen dus ook den kindervorm verraadt. De lengte is 209de
breedte 168 mill. De dikte was slechts 11 of 12 en het gewigt
dus zeker veel minder dan van den onzen. Hij was op een kerkhof
gevonden in Opper-Sileziënen scheen lang in den grond te heb
ben gelegen. Het voorh. was hoog en de lin. nuchae sterk
ontwikkeldmaar de temporalis niet. De schedel was van
onderen sterk ingedrukt. De sinus fr. waren groot.
8°. In 1848 werden in ons land waar eenmaal Albintjs
en Sandifoiit waren voorgegaan metzoo niet dergelijke dan
toch zeer vergroote schedels af te beelden door dr. G. Vito-
lik de belangrijke aan ons geval gelijke schedels afgebeeld en
beschreven uit het museum Vrolikianum s), thans het eigendom der
stad Amsterdam. Ik heb in vroegeren tijd die merkwaardige
koppen in dat museum geziende ontaarding is er tot min
deren graad gestegen dan bij ons. Het is wederom te betreu
ren, dat ook omtrent deze schedels niets van de ziekte bekend
is. De lengte van den grootsten is 199, de breedte 150 mill.
Het voorhoofdsbeen 15 a 20 de wandbeenderen 715 het
achterhoofdsbeen 20 mill. dik. De slaaplijnen zijn weinig ont
wikkeld. De gelaatsbeenderen zijn ook ontaard, en met deze,
voor zoover zij voorhanden warente zamen weegt de kop slechts
1305 gr. Dr. Viiolik vond microscopisch geen verschil van
den gewonen toestand en meent daarom, dat de waarneming
van Grubek, die de beencellen bijzonder rond heeft gevonden
Neue sellene Beobachtungen aus der Anat. Berlin 1824.
s) G. Vholik Spec, inang. de hyperostosi craniiArast. 1848 en Catalogue
de la collection d'anatomie etc., par Dusseau Arust. 1865, bl. 276.