213
gevondene, en in niets van den regel afwijkende crania, gaf een
gelijk resultaat, zoodat het dus onzeker is, wat men aan de
vroegere ziekte moet toeschrijven en wat aan een verblijf van
minstens acht eeuwen in den grond.
Het been schijnt van buiten een afzonderlijk laagje van -I
mill, te vormenzoo als ook in het onzedat vast aaneen
blijft zittenmaar de daar onder liggende laag is bros en ver
valt ligt tot poeder, hetgeen bij ons niet zoo is; in deze laag zijn
geen diploë of vaatkanaaltjes van Haveks te zien, slechts hier en
daar ziet men een grooter blind eindigend kanaal. In de tot poe
der vervallen laag ziet men een aggregaat van min of meer
doorschijnende beenligchaampjesmaar die de karakters dei-
gewone osteoplasten (beencellen, beenligchaampjes) missen; zij
zijn schier alle veel kleinerslechts enkele meten -fa mill.,
hetgeen de maat is voor de kleinste normaleen bij de
sterkste vergrooting zag Gaddi op geene enkele plaats de wel
bekende stralenzoodat dus die beencellen hier veel meer uit
een gevallen of verdrukt of veranderd zijn dan in den schedel
van Malpighi.
De geleerde schrijvernaar wiens verhandeling ik voor ver
dere bijzonderheden verwijzen moetmaakt nog eens op de
vele sulci vasorum opmerkzaam en op het feitdat de met
kraakbeen bedekte vlakten aan de onderkaakhet slaapbeen
en den wervel (die van het achterhoofd waren stuk geslagen)
niet waren vergrooten besluit daaruit tot primitieve ziekte
van het beenvlieswaardoor eene veranderde stofwisseling in
hel been met verweeking zou ontstaan zijnwaaruit zich de
veranderde gedaante van den schubnaad en de ombuiging van
het jukuitsteeksel en zoo meer verklaren laten. De verweeking
van periosteum en been moet volgens Gaddi's meening met
scrofulosis in verband gestaan hebbenen de symmetrie van
het cranium schijnt te bewijzen dat de lijder spierkracht ge
noeg heeft overgehouden om zijn evenwigt al staande te handha
ven. De bepaling der ziekte zou zijn iperostosi generale cefalo-
mtebrale per vizio scrqfoloso e per diradamento e rilassamento
Archief VI. 14