215
meer dan één schedel van zulk eene grootte te beschrijven
strekken daarvan tot bewijs. Prof. Gaddi die zoo onlangs
het jongste en merkwaardigste hoofd beschreven heeftdringt
er op aandat men van alle zulke schedels beschrijvingen geve.
De Westkapelsche kop is zeker minder belangrijk dan menig
andere, omdat het aangezigt ontbreekt, en omdat wij niets van
zijn ontstaan wetenmaar wij mogen toch wel als zeker aan
nemen dat in ons geval de aangezigtsbeenderenzoo niet alle
dan toch zeker grootendeels vergroot zijn geweest. Dit blijkt
uit de dikke oogkuilsranden, het dikke jukuitsteeksel, den bree-
den neuswortel en de geledingsvlakten voor de onderkaak.
Bezaten wij die beenderenzeker zou onze schedel een der
merkwaardigste zijn geweest. Immers er is geen enkele bekend
waarvan de cristae frontales tot zulke grootebijna symme-
trieke, sponsachtige gezwellen zijn uitgegroeid, en geen enkele
waar de slaaplijn tot eene zoo sterke kam is veranderd.
Men heeft in een der bekende gevallen de zachte deelen
kunnen onderzoekenen gevonden dat de spieren peesachtig
de peesvliezen verdikt warenwij mogen daarom ook in ons
geval tot eene verdikte bekleeding van de uit- en inwendige
vlakte van den schedel besluiten de binnenkant het minst
getuige de geringe exostoses maar vooral ook tot eene enorme,
voor een deelals of het de masseter warein tendineus
weefsel veranderde slaapspieren daar deze zeker in evenre
digheid stond tot het deel dat zij moest opligtenmoeten
wij wel tot eene ontzettende, onderkaak besluiten, zoodat het
hoofd eenmaal den monstervormde fisionomia leonina kan
gehad hebben van den ouden kop van S. Cassiano. Dat onze
schedel in betrekkelijke grootte, dikte en zwaarte eene voor
name, zoo niet de voornaamste plaats inneemt, blijkt uit liet
volgende tafeltje: