220 naar evenredigheid nog grooter geworden is dan het overige; vermoeden hunnen wij er hijdat de lijder stompzinnig en blinc zal geweest zijn, maar zeker kunnen wij er bijvoegen, dat hij volslagen doof is geweestimmersdit blijkt uit de inwendige openingen van het gehoordie voor de gehoorzenuw dienen terwijl toch ook de betrekkelijk geringe schedelruimte, met al de belemmeringen in de bloedbanen en de verschuiving mis schien wel als zoo vele bewijzen zijn aan te merkendat het individu onmogelijk in geestvermogens gelijk kan geweest zijn aan zijnewie weet hoe lang reeds vergetenetijdgenooten. Misschien is de rampzalige eenmaal, als een melaatsclie van de ergste soort, voor het oog van het publiek verborgen gehouden, en is zijn merkwaardige schedel niet uit den Westkapelschen dijk maar uit een middeleeuwsch knekelhuis afkomstig. Over een veranderden bloedsomloop in den schedel als oor zaak der ziekte willen wij zwijgenonze art. meningea is groot geweestmaar de carotis toch niet zoo klein als in andere groote schedelsen over het for. jugulare valt alleen te oor- deelen uit den niet breeden sinus transversusmaar wij mee- nendat het niet noodig is hier hypothesen te herhalendie door anderen reeds geopperd zijn. Hoogst belangrijk is zonder twijfel het lichtdat de schei kunde over de pathogenie tracht te verspreiden; gretig hebben dan ook allen, en ook ik, aan haar om opheldering gevraagd; edochondanks de positieve resultatenen de redeneringen van geleerden als Huschke en anderen, blijft er wij mogen het niet ontkennen veel onzekers over.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 230