24 de vroonen wenschte te doen deelen in de lasten der schotbare landen. De heer van Citters, van deze bedoeling onderrigt, voegde bij zijne memorie eenige opmerkingen, die men zal vinden in zijn brief aan den heer Schorer als Bijlage II achter de Memorie volgende. Het iweecle stuk is een brief in het jaar 1799 geschreven aan den heer J. W. Schorer. Dezetoen reeds voorzittend lid van de directie over Wal cheren, had vernomen dat het voornemen bestond om in Wal cheren in plaats van éénevier directiën aan te stellen en tevens de waterpenningen te verhoogen tot der onzuivere pachtpenningen. Hij zag hierin een ondragelijken last voor het eiland en wenschte dien te voorkomen. Hiertoe had hij inlichtingen noodigdie de heer van Citters hem verstrekte bij het stuk dat thans wordt uitgegeven. Dit had eene brief wisseling ten gevolgede heer Schorer maakte den heer van Citters opmerkzaam op de charters, voorkomende bij Mieris, Groot charterboek, d. I., bl. 257 en d. II, bl. 381 waaruit de heer van Citters aanleiding nam om nog eenige bijzonder heden over Walcheren mede te deelendie men in de Bijlage zal aantreffen. Het derde stuk is opgesteld in December 1818; de aanlei ding daartoe is ons onbekend gebleven. Omtrent het vierde stuk kunnen wij de volgende inlichtin gen geven

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 24