•319
ip den 4eu Maart 1538) eene keurbestaande uit -36 arti
kelen gemaakt iswaarbij inzonderheid tegen het vervalschen
Ier meede werd gewaaktmaar hij deelt niets van den inhoud
lier keur medezoodat alleen de dagteekening eenige waarde
leeft. Des te belangrijker is de ontdekking door ons geacht
ïeclelid J. P. van Visvliet bij de beschrijving der charters
nz. van Zeeland onlangs gedaan, van eene op perkament ge
dreven keur J) van 37 artikelen, door bailliuburgemees-
eren en schepenen van de zelfde stad, den 19 Sept. 1480,
p der meede neringe vastgesteld; dus van 58 jaar oudere
agteekening dan de keur waarvan Ermerins gewag maakt
ftlke laatste denkelijk een renovatie van de eerste zal geweest
ijn. Het stuk komt ons in tweeërlei opzigt merkwaardig
oor; vooreerst omdat het de eenige Zeeuwsche keur omtrent
it onderwerp bevatdie uit de middeneeuwen ter onzer keil
is kwamten andere omdat men er uit zien kan dat de
idustrie der meekrapbereiding in Zeeland sedert de XVe eeuw
ot op onzen tijd nagenoeg stationnair gebleven is.
Men had in 1.480 zoowel, als nog tegenwoordig, stoven
n daarin een eest om den wortel te droogennevens een
tolenwaarin de gedroogde wortel wordt fijn gemaakt. Men
nderscheidde het fabrikaateven alsnog in onze dagen in
raponberoofdegemeene en muilen, ofschoon men, blijkens
nze keurin 1480 tusschen de beide laatste soorten twee
nsschensooi'ten kende, die sedert lang reeds in onbruik zijn.
lemeene toch mogt niet meer dan 7 g aarde bevatten; hield
ij meer in mits niet boven 10 gdan werd zij als corte meede
ekeurd; en bevatte zij meer dan 10 gdan zou men ze voor
aettioen verkoopcndoch boven 16 g met aarde belast, werd
ij als mul beschouwd. Voor den gedroogd en wortel had men
en kunstterm racine (retzine) even als nog tegenwoordig. En
ranneer men in art. 13 leestde keurmeesters mogen niet
Waarvan een afschrift in het, op het Archief van Zeeland aanwezig
'Megieboelc van Reymerswale voorkomt.