•320 meer u wasschen clan drie ghoten in elke bale," dan schijn' daaruit te kunnen worden opgemaakt dat men destijdsgelijl; voor nog weinig jarentoen de meekeur hier nog bestond, de keuring deed door middel van wassching van eene zeken hoeveelheid die men met eene steekboor uit de baal steekt, welke boor natuurlijk, eene sleuf of goot maakt. Men wild; dus blijkbaar zeggen dat de keurmeesters niet meer daii drie boorstekingen in elke baal mogten doen, Vóór Vrouwendact assumtio (Maria hemelvaart of 15 Augustus) inogt geen vuii in de stoven worden aangemaakt, en na 1 Mei mogt niet mee gedroogd worden. Geen mee mogt anders dan met hout li kolen op den eest worden gedroogdeene bepaling die ook ii het privilegie van IFilips van Oostenrijk aan die van den Brit voorkomt. Het verschepen van meekrap, ofhet invoeren o van binnen Reymerswaal mogt niet anders plaats hebben dai onder toezigt van de keurmeestersen n tusschen twee zomu schijnen", eene zeer eigenaardige uitdrukking om den tijd tas schen zonsop- en ondergang aan te duiden. Vergelijkt men de voorschriften van onze keur met die fas de latere placcaten van 8 Julij 1662 van 23 Sept. 1699!J van 28 April 1733 s)met die van de Ordonnantie omtrent i. meekrapbereiding en negotie voor de Bataafsche Republiek, vai 7 Maart 1806 en zelfs met de Kon. besluiten aangaande lil onderwerp uit onzen tijd dan ontwaart men hoe weinii nieuws de wetgevers sedert de XVe tot op de tegenwoordig eeuw hebben weten uit te denken tot reglementering dezer is dustriedien na meer dan vier eeuwen van overheidswege gi reglementeerd geweest te zijneerst 20 jaar geleden vrij i geworden. Dat de krap niet meer 2 aarde bevatten mogt, zoo als in onze keurgelijk ook in het privilegie van Pili:; bepaald wordtis tot in 1845 hier te lande wet geweest Groot placcaatboek d. II bl. 3089. 2) Groot placcaatboek, d. IV, bl. 1061. 3) Groot placcaatboek, d. VI, bl. 1143.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 330