3:31
Voor de onberoofdedie volgens de keur van Reijmerswaal
niet meer dan 4 g aarde bevatten mogtwerdsedert liet
placeaat van 1662 tot op onzen tijd, 8 gesteld. Yoor ge-
meenewerd bij onze keur 7 maar sedert 1662 tot op onze
dagen 12 g gesteld. Bij hetzelfde placeaat werd de tijd waarop
men eerst vuur in de stoven mogt leggen met eene maand
verlaatmaar tevens verboden vóór 1 September te delveneen
verbod 't welk tot in 1806 heeft gegolden, toen daaromtrent
vrijheid werd verleend. Het vernietigen door verbranding van
meekrap die bij de keuring bevonden werd met meer dan
eene bepaalde hoeveelheid aarde overbelast, of met vreemde
zelfstandigheden vermengd te zijn, was sedert 1480 tot in deze
eeuw in gebruiken dat men nog in het begin van onze
eeuw even gestreng was jegens de vervalschers van meekrap
als in de XVebewijst art. 16 der publicatie van 7 Maart
1806 volgens welke meekrap met vreemde stoffen vermengd
zou worden verbrandterwijl de schuldigevoor de eerste
maal, met 300 boete voor elk vat, maar bij recidive, met
openbare geesseling aan den lijve zou worden gestrafteene be
paling die niet veel verschilt van die welke in art. 26 onzer
keur voorkomtvolgens welke hij die gekeurde meekrap door
verandering van het keurmerk of op eenige andere wijze ver-
valschteniet alleen eene vrij zware boete beliepmaar ook
ten eeuwigen dage van den ineehandel binnen Reymerswaal
werd uitgesloten en bovendien nog zou worden „gecorrigeert
„alsoo lioogke alst scepenen recht duncken sal na gelegentheyt
nder saicken." Wanneer men in dezelfde publicatieen zelfs
nog in het Kon. besluit van 28 Oct. 1819 (Staatsbl. n°. 54)
'malende maatregelen tot wering der Invade praktijken in de berei-
li/iij en den handel van meekrap de grondstof en de afmeting
De ordoanautiebij deze publicatie afgekondigdweid op voorstel van den
■aadpensionnariswiens advies men vindt in de Staatscourant van 1800 nu. 31
rastgesteldten einde hetgeen destijds voor Zeeland alleen bestond in de ge-
ieele Republiek geldend te maken.