47 dezer tegenwerping te zeggen en omtrent de toewassing dier kanalen te gissenwaarom de landen in .dezelve geen hayman- landen werdenmaar men beantwoordt liefst thands de objec tie met te antwoorden de omnibusquae a majoribns tradita sant, ratio recldi non potest. Te meer daar aan bet tegenwoordige oogmerk genoegzaam voldoende zal zijnals men kan bewijzen dat de partijenwelke van den vrijdom genot hebbenin der daad in de tusschenkanalen zijn opgewassen. Hayman bewesten, bezuiden en benoorden Middelburg, anders genoemd het Zand. 1°. De 608 gem., 213 roed. bewesten, bezuiden en be noorden de stad Middelburg. Wanneer men die partijen op eene kaart van Walcheren uitteekentzoo zal men bevinden dat dezelve, hoewel onder de west-, zuid- en oostwatering be- hooreudeechter allen aanéén liggen en te zauien een geheel uitmaken, juist ter plaatse waar de kanalen de Arnee, de Seinede Waal en het kanaal bij naam onbekendmaar het welk door den Westsouburg dijk of polder gesloten is gewor den zich vereenigden. Aldaargelijk de loop van dergelijke omstandigheden medebrengtkwam door het wantijof door een in de kanalen geworpen dam 3) eene opslikking, welke, Westsouburgdijk of Wesisouburgsche polder had anno 1518 nog eene aparte directiezie acte van dat jaar ter staten griffie. 8) Geworpen dam. Of wel door het Langezand opgewassen ten noorden van den Westsouburgdijk vermeld in den Overlooper (Westwater., fol. 177vso.) Uit hoofde van welk lange zand het geheel nog het zand genaamd wordt. Opmerkelijk is het dat in den gemelden Overlooper der Westwateringaan eenige partijen lands onder Coudekerke, (naar mijne onderstelling geabouteerd heb bende tegen het kanaal in den text vermeld), toegekend wordt eene duveceet. Wat beduidt zulks? Naar mijn inzien den ruig en oeverwelke in het kanaal tegen die partijen aangewassen was. Buve of duvel is ruigte. Zie randteekening op Levii. XVII 7 en ceel komt van coët, een oever (Skinner). Als in onze overloopers meer duvelceeten voorkwamenzou ik mijn gevoelen laten varen maar om de bijzonderheid en ter dezer plaats onderstel ik dat mijne opvatting juist is.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 47