Sluijsland. 55 liet dergelijk onderscheid in de te voren afgehandelde zevende partij insgelijks illustreren. Want dit onderscheid toont aan dat dit poldertje eenmaal schotbaar land was zoo als mani fest wordtwanneer men deszelfs situatie nagaat. Hetzelve maakt uit de noordoostpunt van de Zuidwatering en is bedijkt in de Arnée. Bij de beversching bedong de eigenaar van het schorretje van den bedijker i voor zich voor vroonen de overige werden schotbaarhetwelk stand gehouden heeft tot dat de dijk van dit polderke door de verdamming van de Arnée, of wel door de aanwassen 3) in het Arnemuidsche gat, droog geworden is of gelijk men oudtijds sprak gehayed of besloten werd. Toen werden deze 6 gem., 47 roed. vrij en bleven het steeds, omdat de oorzaken van den vrijdom niet weggenomen werden. 9°. De negende en laatste partij liayman of vrijland in Walcheren bekend, is het sluijsland onder Cleverskerke. Hoe wel deze partij maar 6 gem., 96 roed. groot iszet dezelve ech ter in deze questie een aanmerkelijk licht bij. De oorzaak van dészelfs vrijdom komt hier op neder. Tot in het begin of het midden van de 16e eeuw lieeft de Oostwatering hare uitwate ring gehad achter of ten westen van den oranjepolderwaar een sluis met een kil of boezem voor dezelvegevonden werd 3) Door de opslikking der schorren, thans uitmakende den oranje polder, verlandde die kil, werd droog en gesloten. Het in den kil opgewassen land (6 gein., 96 roed.) bevond zich besloten tus- schen de zeeweren van den sluitboezem en werd daarom ge- Iets dergelijks heeft mede plaats in de tweede partij, bij welke 287 roeden vroon moeten gevoegd worden. En de vijfde partijWaterloo-werve is boven de14 gem., 90 roed. nog1 vroon grooterdus15 gem, 90 roed. 2) Aanwassende grond op welke thans de zaagmolens staan. Ooerlooper Oostmalering fol. 29 verso.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 55