85 Gemelde onbekommerdheid heeft zoodanige uitwerksels ge haddat men reeds a° 1466 in die denkbeelden verkeerd heeft dat het bedrijf en de porden van dijken welke aan iedere wa tering stondenaangecaveld warendus even alsof de vier wateringen niet waren voortgevloeid uit afzonderlijk opgewas sen ligchamenmaar uit eene gearrangeerde scheiding na eene algemeene bedijking van Walcheren, plegtig gemaakt en ge sloten aan welke sustenue de rekenkamerin het evengemeld advies van 16 Januarij 1721 stilzwijgend haar zegel schijnt te hangen; ja men is zelfs zoo verre gegaan, dat men in de latere Steenrollen B. IV. Schelde de melding van het onder scheid tusschen Breedte en Steenschietensdus den toetssteen aan welken de waarheid van het al of niet apart bedijken der am bachten kan beproefd worden om prolixiteits willeuitgelaten heeft waardoor in de-leenbrieventen comptoire B. W. S. geëxpedieerd wordendedat notabel onderscheid niet meer werd vermeld, zoodat op deze wijze deze omstandigheid voor eene chimère aangezien en in vergetelheid, gebragt geworden is. Maar is er echter iemanddie tegen mijne sustenue het stuk van 1466 gelieft aan te voeren en het geposeerde in het zelveals nader bij de oude-tijden komende, voor waarheid wil aannemenzoo is mijn verzoekdat hij mij dan eens ge lieft op te lossen: 1°. hoe het komt dat men de dammen of verkortingen nog kan aanwijzendoor welke de scheidwaters toegedamd en op die wijze-opgeslikt zijn, als: tusschen de Yijf ambachten en de WestwateringPoppendom en langéndam tusschen de Yijf ambachten en de Oostwatering, Eeuwdam en Brug dam, ten noorden van Oostcapelle tusschen de Oost- en WestwateringOverdam en Zeisdam. tusschen de West- en Zuidwatering, de bedijking van West- 1) Zie derde Steenrol B. W. S. a°. 1636 in t, begin. Archief VI. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 89