5 dat de denkbeelden welke ik hier met bescheidenheid zal neder- leggen, niet ongunstig zullen worden opgenomen. Verleent mij daartoe slechts voor eenige oogenblikken uwe geëerde aandacht. Intusschen is het mogelijk dat bij dezen of genen uwer al dadelijk de vraag zal oprijzenwaartoe is dit noodig? Is deze zaak dan nu in den laatstcn tijd nog niet genoegzaam door deskundigen besproken en uitgemaakt? 't Is waaren ik zou die vraag dan ook volkomen toe stemmend moeten beantwoorden, ware het niet dat ik be schouwingen wensch te leveren geheel op zich 'zelve staande om, zoo mogelijk, mijn gevoelen ingang te doen vinden dat het raadzaam zou zijn de kunst van oeverdefensie grootendeels op het gebied van stroomafleiding over te brengen, door een middel dat tot dusver nog niet gebezigd is. Laten wij daartoe eerst een blik werpen op den toestand en de gedaante van den onderzeeschen bodem onzer vaarwaters, en vervolgens op de wijze van verdediging, met de nadeelige uitkomst door uitstekende werkenin het algemeen verkregen ten einde zoo doende als van zelve te komen tot het middel van stroomafleiding hier boven bedoeld. Om zich eene goede voorstelling van den bodem en de oevers van onze vaarwaters te kunnen makenzouden wij eigenlijk daarvan wel een panorama dienen te bezitten. Thans moeten wij onze verbeelding eenigermate te hulp roepen en voor een oogenblik de groote waterplassen, die onze eilanden omgeven, wegdenken. Wat zou zich dan aan het oog voordoen? Een dor en zanderig, maar overigens bergachtig landschap, vol heu velen en dalen. Die hooge heuvelen zouden niet anders voor stellen dan de groote en uitgestrekte zandbanken en die val- leijen en dalenwelke' overal en in alle rigtingen daar heen krui sen de ontzaggelijke geulen onzer vaarwaters. Onze aandacht zou vooral getrokken worden naar die slingerende en over de gansche lengte der vaarwaters doorloopende vervaarlijke hoofd geulen. Wij zouden zien dat deze op onderscheidene punten onze kusten hadden ondermijnd en afgeknaagd en dat daarin

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 6