DIJKAGIËN VAWALCHEREN. MEMORIE OVER DE Uit UEd. Geb. brief van den 7 deszelfs verlangen verne mende om aangaande eenige zakenbetreffende de directie van Walcheren, onderligt te zijn, zoo heh ik geen oogenblik willen verzuimen om UEd.G. hetgeen mij deswegens bekend is zoo spoedig doenlijk te laten toekomenin hoop dat hetzelve aan iemand, die voor het algemeene nut werkzaam isvaneenigen bijval zijn zal. Ik verrigt dit met te meer genoegenomdat ik uit UEd.G. schrijven kan opmakendat UEd.G. onder die weinigen behoortwelke mijne denkbeelden in de missive aan ambachtsheerenzooveel de bekrompenheid van een brief toe liet kortelijk voorgesteld in hunne kracht gevoelen nament- lijk dat Zeeland stuks- niet eilandsgewijs is opgekomeneene daadzaak die ik vermeen datzoo helder als de zon schijnt aan te toonen is en uit welke alle onze singuliere eigendom men regten en costumenloci propriagelijk 's lands Staten eens tegen keizer Kakel sprakente illustreren en duidelijk te maken zijn. Ongelukkig heb ik daartoe weinig of geen bij val gekregen; de meeste menschen heb ik bevonden onbegrij pelijk voor deze sustenue te zijn en anderen, welke ik meende en onderstelde dat dezelve vatten moesten, vol zwarigheden, zonder iets beters voort te brengen, zoodat, indien ik niet

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 80