131 aanvallen op zijne nosogenetische eigenschappen te verdedi gen, maar het komt mij niet ondoelmatig voor om op en kele punten te onderzoeken welke leer deswege gehuldigd is en een betrekkelijk gezag heeft uitgeoefend, en in hoever er gronden aanwezig zijn voor de door sommige vooropge- zettedoor anderen hevig bestreden meening dat Zeeland eene ongezonde woon- en verblijfplaats is. I. Reeds dadelijk valt het in het oog dat de strijd niet al tijd uitsluitend door geneeskundigen gevoerd is. De kro- nijk- en geschiedschrijver heeft er zich eveneens mede inge laten als de geneeskundige verslaggever en de topograaf, en mogt men geneigd zijn om in het algemeen aan de laatsten eene grootere mate van gezag in dezen toe te kennen en om een meerder gewigt aan hunne uitspraak te hechten, noch gezagnoch uitspraak hebben eene overwegende waarde zoo lang zij binnen de grenzen blijven van het veld der sub jectieve opvatting. Daarom heeft de warme verdediging van Ermerins in zijn Tentamen medicum ad depellendam insalu- britatis calumniam de regione Zelandica1788, geene hoogere beteekenis dan die van van Boxhorn, die vroeger de ge voelens wederlegd heeft van de mannen van de wetenschap en hevig te velde getrokken is tegen den laster omtrent Zee lands ongezondheid, door zekeren Cutbert Tonstal, in een brief ten jare 1517 aan Erasmus geschreven J); daarom ook staat de flinke verdediging van L. P. van de Spiegel in een brief, die ten jare 1775 betrekkelijk het vooroordeel omtrent Zeelands luchtsgesteldheid zoude geschreven zijn aan dr. J. I. van den Bosch 2), niet achter bij het kort en 1Croniick van Zeelandtbl. 117. 2) Deze brief is geplaatst in: Algemeene /const- en letterbode1817 2e. deel, bl. 130 en v. v.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1869 | | pagina 167