138 Wij zullen de argumenten voor die verschillende meenin gen noch van de schrijvers overnemen noch critisch behan delen; reeds dadelijk echter moeten wij melding maken van eene omstandigheid die gedreigd heeft de theoretische lucht- bespiegeling van velen omver te werpen. In den veldtocht dien cle Engelschen in ons land gemaakt hebben in het jaar 1747 toen eene sterke zomerwarmte, die van 20 Juli tot den 10 September geduurd had, in het najaar door veel regen is opgevolgd, was het getal zieken in Zeelandzoowel onder de militairen als onder de burgers volgens het berigt van Pringle buitengewoon groot. De Engelschen waren voor een deel gekampeerd, voor een an der deel gekantonneerd in Zuid-Beveland en Walcheren, en zoo wel die in het veld als die in kwartieren lagen, hadden zoo vele zieken, dat, toen de epidemie op hare grootste hoogte was slechts een zevende van een bataillon dienst kon doen; ja zelfs had het koninklijk bataillon op het eind van den veldtogt niet meer dan vier man, die niet ziek waren geweest. Iutuschen deed zich hierbij de volgende, ten eenenmale onverklaarbare, omstandigheid voor. Het es kader van den admiraal Mitchell, dat in het Sloe ten an ker lag, is van de alom in Zuid-Beveland en Walcheren uitgebreide epidemie van koortsen en dysenterie volkomen bevrijd gebleven genietende de manschappen, volgens Prin- gle eene volmaakte gezondheid. Iets dergelijks hebben de Engelschen in 1809 waargeno men toen zij in het begin van September genoodzaakt wer den om de militairendie in Zuid-Bevelandvan het be gin van de landing af, in zeer doelmatige kwartieren ge legen hadden wegens de menigvuldige zieken naar Walcheren te verplaatsen waar de zieken betrekkelijk veel minder wa ren, niettegenstaande een groot gedeelte van het leger tot Verhandeling over de Ieg er ziektenuit het Eugelsch vertaald door L. Bickek, Amsterdam 1785, I, bl. 77.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1869 | | pagina 174