140 mits echter het zeezout niet in vlugtigen toestand kan ge- bragt wordenzoo kon Ermerins deze door Maatjes 2) en Callenfels 3) bijgebragte bewering niet deelen. Volgens Basteu 4) is het éénige denkbare geval waar door de lucht minder gezond (sic) kan zijn dan in Holland, gelegen in de twee malen in het etmaal voorkomende ver menging van zout- en zoetwater, waardoor op de slikken en maijlanden (de graslanden buiten 's dijks) eene bijzondere soort van rotting zoude ontstaan. Ook Pringle en Harger zijn die meening toegedaan, doch worden in dit opzigt we derom uitdrukkelijk wederlegd door Ermerins s). Maar genoeg van de lucht die over Zeeland hangt. Is zij de draagster van eene malaria, en wie zal het ontkennen, dan mag men haar uit andere oorzaken, dan uit de tot dus ver aangevoerdevoortkomend aannemenmaar in geen ge val zal men aan den Engelsclunan kunnen toegeven, dat wij een land bewonen whose very atmosphere seems to have been loaded with the seeds of death and desolation 6)." Het is bijna een onverklaarbaar verschijnsel dat nagenoeg al de schrijversdie wij tot dusver vermeld hebbende malaria hebben gezocht in de uitwasemingen uit de slikken en schorren en in het vlugtig voorbijgaand ontbindingspro ces dat planten en dieren bij de eb en bij inwerking van warmtedaarop ondergaanvoorts in de exhalatien van moerassen en van bij zomerwarmte droog loopende of dras- liggende waterplassenzonder eenigen invloed toe te kennen aan het aandeel dat de vaste droogliggende bodem van Zee land tot de ontwikkeling van de malaria bijdraagt. Baster l. 1, pag. 22. s) A. Bruinvis Maatjes, Specimen de febre biliosa autwnnalimaxime ZelandicaGroningse 1779, pag. 11. 3) Verhandelingen van Call ene els en Harger, bl. 11. 4) Geneeskundige proeve over de Lugtbl. 129. 5) 1. 1. pag. 23. 6) Davis, Fever of Walcherenpag. 11.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1869 | | pagina 176