188 27 Mei 1467 kwamen schepenen van Huijgersluijs ten hooftvon- nesse te Hulst en werd hun 9 kannen wijns gepresenteerd" ij sch. Huijgersluis was een aanzienlijk geslacht naar deze heerlijkheid genoemd en waarin het admiraalschap van Vlaand. erfelijk schijnt geweest te zijn. BI. 159 (23). Vgulden, vgonden, vgoudè zeker van vergelden ver gouden, d. i.tot geld, tot goud gemaakt, betaald. BI. 160, (2G). Onder den naam van „heiegen, geest" verstaat men' den „armen" BI. 160, (2T). Joes van Axele ken ik niet; misschien Joës als verkorting voor Johannes of Jan van Axele, zoon van ruwaard Filips, die in 1327 de collatie van de kapel van S'. Jan in Axel gaf aan Jan van Caligapriester. BI. 160, (2S). Zelschuuters of zelschutters. Zelschuuters zullen zijn de voerders of schippers der zeischuiten, de schuiten die het zout in de zoutkeeten te Hulst gewonnen, vervoerden. Zij woon den in de noordelijk gelegen voorstad aan den Sel- of Zoutdijk, zijnde de westelijke dijk van den ouden Dullaert-polder, aan wier eind het gehucht ter Hole, of Brandershole aligt, en waar de moere in de haven liep; dat de selnering belangrijk was in Hulst, lee- ren ons de aldaar eenmaal gestaan hebbende 90 zoutkeeten alsmede het hoofdstuk voor de Zoutzieders" voorkomende in een keure en voorboden boekvan 1399: „item wie dat ond'stake bvan zoutzieders vore maeudaeghs dat dach ware vbuertxxiij sch." „item ghebietmë dat niemët sout en ziede van ongavet zilten, van hude zoutevan harinc zoute ofte couthasschen (koude asch op die boete vanx CE.'' item uten groten vzouke en begaerte van dë zieders so ghebiet më, dat elc ziedër sal ziedë, ontstekë en vutgaen bij viere psonë die van jare te jare daertoe ghenomë sullë wordë bii der wet en bii den ghemeenë ambachte van dë zieders (c). Ende waer onder la) In het archief van Axel vond ik ook melding gemaakt van een ter Hole binnen de vrijheid dezer stede (Axel)"er stond een korenmolen, waarop mr. Charles de Gruytere 15 sch. gr. 's jaars had. (6) Ond'stake, ondersteken, zal zijn het hont onder de pannen steken ten einde het vuur te ontsteken, hetgeen dan niet geschieden mogt voor 's maandags als de dag aangebroken was. (c) Ieder zieder had dus altoos 4 mannen, ambtenaren of opzieners bij zich, door de wet en 't ambacht aangesteld.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1869 | | pagina 224