190 1320 wordt ons mr. Beernart Labije genoemd, misschien zijn bloedverwant. BI. 164. (30) Wij leeren hieruit dat Hulst toen reeds een vleesch- huis, een schepenhuis of halle (in 1452 door de Gentenaars verbrand) en bruggen had; De reeds genoemde Heer de Potter zegt dat Hulst na het verbranden door de Gentenaars in 1453, slechts van wal len omringd, vóór dien tijd niet dan door eene gracht besloten was, waarover eenige bruggen lagen, zoodat het in dien tijd aan vele vijandelijke invallen en verwoestingen was blootgesteld; in onze 2e. rekening staat echter (bl. 173) „it heeft ene brugghe al niewes gecost te makene iegeneside (aan gene, aan de buitenzijde) „dë walle" xxx sch., hieruit zou men toch wel moeten opmaken dat Hulst toen wel degelijk van een' wal omringd was, zeker gemaakt van den grond die uit de grachten was opgereden. Bl. 164, (37). De nithouteleeren ons m. i. dat de „kautchieden" de geheele breedte der straat nog niet besloegen; misschien had men in 't midden der straat slechts een of twee ellen breedte straatsteenen; waarvoor had men anders zijhouten noodig, als het niet was voor het op zij steunen en vastzetten der steenen? Bl. 164, (3S). Tusschen de jaren 1468 en'71 zijn de twee toen reeds bestaande de Potter- en asschepoorten" anog vermeerderd met „de hospitaal- of Gentsche- en de „Beggijnepoorten" zegt ge noemde heer de Potter b W7e weten nu dat er in 1471 een begijnenhof of klooster was, waarnaar de poort genoemd werd; den beghine pnte" is dus de put aan of misschien de gracht rondom het begijnen hof of klooster, want doordien het in de voorstad „de witte weel" lag, zal die gracht (pute) eenigzins tot verdediging moeten verstrekt hebben. Bl. 165, (39). Bewoorden ghepiint, ghepuyl, beduiden „gewerkt pijnders noemde men vroeger de sjouwers- of St. Janslieden. Gepiint met den kercbrieven is dan gewerkt aan de kerkbrieven of de kerkbrieven geschreven." Bl. 167, (40). Pieter van den Orde is zeker een broeder uit het minderbroederklooster. [a] Asschepoortzeker ook al genoemd naar buiten haar staande keeten, waarin men zout of sel uit asch verzamelde. (S) Op eenige weinige uitzonderingen na, zijn de stadsrekeningen van 1467 tot heden voltallig.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1869 | | pagina 226