194 zem schijnt men later in 't verlengde der steenstraat overwelfd te hebben, zoodat er in plaats van eene brug een dam ontstond, waarnaar de noordelijk verlengde steenstraat den naam van over- damstraat zal verkregen hebben. Ongetwijfeld lag er nog eene brug ten noorden der haven of kaai die den naam van groote brug zal gedragen hebben, en waarvan ik in liet reeds meer aangehaalde Keure- en voorgehoden-loelc van 1399 lees: „item wie dat dorper eede zweert sal van d'grooter bruggen springhen in dhavene sond vdrach ofte gheven xxiij sell, en die wive die quade heede zweerë sullë draghë den steen achter de port ofte gheven xxiij sch," BI. 173, (33). De „scupstoeV' op de houtmarkt is m. i. het toe stel waarin men hout meten kon, zoo als men nu nog wel een raam gebruikt om eene wisse hout te meten. Volgens Meijers Woor denschat beteekende bij de ouden schop een deksel en schoppen vervullen„ScupstoeV' dus de stoel die gescuptd. i. gevuld werd met het hout dat men meten wilde. De houtmarkt is het noord oostelijk deel der groote markt. BI. 173, (34:) We hebben reeds gezien dat in Hulst de selnering groot was; misschien is hier de Zelcupede kuip of ton, waarin het zout moest gemeten worden eer het in den handel werd ge bracht of wel de kuip of ton die tot maat of standaard diende voor de kuipen of tonnen der zieders, waarvan een gilde of am bacht schijnt bestaan te hebben. BI. 173, (35) dminebrugghe is stellig de brug bij of die naar het minderbroeder-klooster liep, later hervormd in een observanten-kloos ter naar den regel van den H. Franciscus; het stond buiten de stad, niet ver van de later gebouwde asschepoort; in verval geraakt werd het in 1458 herbouwd, maar 30 jaar daarna tot betere verde diging der stad weer afgebroken. Later werd het in de stad geplaatst op het eiland waarop ook de oude St. Pieters-kapel stond en wel in het gedeelte genaamd de Schelp- misschien ook Schelfhoek. BI. 174, (5G). Met „de Irant" kan men niets bedoelen dan het vuur en het licht door de wakers gebruikt, die 's nachts voor de veiligheid der „port" waaklert en rondgingen. BI. 173, (57). De „sluus van den moereis de sluis waardoor de moere of moervaartkomende van Hulsterloo (nu de Kouter of Nieuw-Namen genoemd) in de haven uitwaterde. Zij lag in den sel- of westelijken dijk van den ouden Dullaartpolder een weinig- ten noorden der stad. De woningen der selsieders, selschuters

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1869 | | pagina 230