134 innemen van guarnisoen off krijcxvoleq soo soude die daar van oock ten tijde van den hertog van Alba bevrijt zijn ge weest, dewle de voors stadt oock doe al een coopstad was, ende wij niet weten waar wij eenigh volcq in Walcheren comende souden logeren, naardien de steden Ylissinge en Yeere, ende voornamentlijcq Ylissinge ook coopsteden zijn, en sulcx die voorsexemptie immers soo seer als Middelburg soude moeten genieten. Wij hebben in de voorsMissive geallegeert gesiendat Hertog Willem van Beijeren in den jaare 1108, aen de bor- gerije der voors stadtsoude hebben geconfirmeert het recht van gene weerbaere mannen te moeten innemenmaer beken nen gaarne dat wij in het privilegie of liever de verclaringe van Hertog Willem van Beijeren seKs niet een woort vinden dat daarnaar oock met de uijterste violentie gedraijt of ge- trocken can werden; niemand die maar eenige kennisse heeft, van 't gunt is gepasseert in dese Landen, can onkundich wesenhoezeer de factie van Houx ende Cabeljauws de Prov van Holland en Zeelant heeft gequelt den tijd van genouch- saem hondert jaarendat is van de regeringe van de Key- serinne Margriet tot het volcomen establissement van de re- geringe van Hertog Piiilip van Bourgonnie, toegenaamt de goededat die factie heeft geregeert en tot doodtvianden onder den anderen gemaeckt verscheijde van de notabelste Edelen ende personagien van den lande ende dat die Edelen off Per sonages dan met bewilliginge en dan met list off met gewelt aen haar hebben weten te crijgen veele en verscheijde steden die de parthij e dan van d' eene en dan van de andere hebben gevolcht, en dat doenmaels in den lande niet sijn geweest, off' immers in geen considerabel getal mijteren off kneghten, die bij den grave met kennisse van de Staten wierden gehou den in ordinaris soldijmaar dat de graven in der tijt haar meest hebben bedient van de Edelen ende kneghten die daar toe van wegen haare leengoederen waeren verbonden ende voorts van borgeren ende 'opgesetenen ten platten landedie sij tot

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 138