138 eerste tijtdie voors. Borgeren seer lastig soude sijn geweest en gemeijnt mogen hebben dat het quaatdat de stadt aen de gemeene saeken hadde toegebracht, ende den haet van de andere stedentegens deselve stadt haar wel permitteerden en veroorloofldenom voor die borgers minder consideratie te hebben maer dat zijne P. Doorlughtigh' die bewaerenisse soude aanbevelen aen borgers uijt de voors. drie stedendie uit geen soldije moesten bestaan en minder rigeur als onbe taalde soldaten soude gebruijken nu can ijder een light denc- ken hoe verkeerde!ijcq die acte wert geallegeert om uijt te sluijten het gezach den Stadhouder van de Provintie compete- rende en altoos gecompeteert hebbendeontrent het stuck van de bewaereuisse der steden, daar den hoog geme Heere Prince, dat reght van bewaerenisse niet alleen niet heeft afgestaanmaar claar gereserveert uijt enkelijcke Christelijcke compassie sonder eenige de minste obligatie of verbindtenisse aengenomen heb bende die bewaerenisse voor t eerste te bevelen aen eenige van de voors. borgerenen geven UE. selfs in bedenckenof ijmand soo gestelt als de voors. stadt, ten tijde van de voors. reductie was, dat is gehaet van de andere steden ende verval len in de uijterste elende, honger ende armoede, en die vrij- willich Spaensche en Walsch guarnisoen hadde ingenomen tot oppressie van de gemeene vrijheijd, welck guarnisoen ten tijde van de Capitulatie voor een gedeelte noch binnen de voors. stadt was, d' onbeschaemtheijd souden derven hebben van den gem° Heer Prince voor te dragensoodanigen exemptieende te vergendat deselve t haarder contemplatie soude afstaen een recht, dat de Heeren Stadhouderen in der tijt altoos heeft gecompeteert; Wij swijgen dat sijnne P. Doorlugtigheid sulcx soude hebben gedaan. En dit sijn evenwel de Privilegiën daarop UE. haar be roepen de goede ingesetenen van de voors. stadt onrustig, en óns verdacht maekenals off wij die seer merckelijck hadden overtreden ende te buijten gegaan. Wij gelooven weldat in veele jaaren binnen de voorsstadt

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 142