141 nisse en dat zoodanige logeringe sonder sijn kennisse niet conde geschieden door dien de bewaerenisse van de voors. steden sijnne sorge aenbevolen was, bij sijnne Instructie, en dat sijnne P. Doorl. daarvoor niet conde responderen, als een andere de macht hadde om zonder sijnne kennisse volcq daarhenen te zenden en dat hij zulcx niet soude hebben beletindien men hem daaromtrent hadde willen kennensoo als men wel in andere saken hadde gedaan. Wij connen mitsdien ons geheel niet laeten permoveren, om het voors. regiment uijt de voors. stadt te doen vertrecken maer moeten UE: wel ernstich recommanderendat UE. haar appliceren om de onrast en het misnougen dat UE. seggen onder de goede ingesetenen te zijn ontstaante stillen ende te doen cesserendewijle die alleen als UE. seggen is gesproten uijtt een verkeert fondamentvan een gewaent privilegie dat de voors. stadt noijt heeft gehadt, ende dat wij sonder de uijterste lesie te doen aen de hoogheijt ende het recht soowel van de liooggeme Ileeren Staten van Zeeland als van de andere leden van de voors: provintie niet zoude connen of willen erkennen ende advojerenwij swijgen nu van wat con sequentie het soude werden dat wij souden moeten aftreden van het recht, ons en de Heeren Predecesseuren Stadhoude- ren van de Provin tien indubitabelijcq gecompeteert hebbende wel specialijcq gedemandeert sijnde van alle oude tijdenom dat eenige driftige menschen tot bereijckinge van hare particuliere sinnelijckheijt streckende om ons te frustreren van onse wettige authoriteijtons wettigh competerendeende ons doen en laeten overal waar het mogelij ck haetich ende verdacht te maekenaen eenige van de goede ingesetenen hebben willen wijs maeken, dat zij hadden privilegiëndie nergens als in het hooft ende in de imaginatien van die quade drijveren te vinden zijn dewijle wij andersints UE. zouden moeten maeken en houden responsabel van alle de onheijlen en ongemacken die daaruijt souden mogen ontstaenen bevelen UE. wel ernstelijcq die voorsieninge te doen dat van wegen de voors. borgeren ende

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 145