154 iemand inet geheel en al barbaarschen" naam, als Hucdio Gennalonisdan mogen we hem veilig voor eenen niet- romein houdenhij moge dan in deze landen tehuis behoord hebben of van elders afkomstig zijn. Dat er onder degenen die den tol der dankbaarheid aan Nehalennia en andere landsgoden betaalden zich vreemde koopliedenschipbreuke lingen, soldaten, ambtenaren kunnen bevonden hebben, zal wel niemand ontkennen. Om nu te beslissen of een persoon wiens naam onlatijnsch is een inboorling, dan of hij een Brit, Galliër, Griek, enz. was, daartoe staat ons geen ander middel ten dienste dan eene ontleding van den naam. Dit is een eenvoudige stelregel, zóó eenvoudig dat hij niet op den voorgrond had behoeven gesteld te worden, ware het niet dat zoo dikwijls de toepassing er van achterwege blijft. Als Zeuss al de namen op de Zeeuwsche monumenten tot Nehalennia toe, voor Gallisch verklaart, met uitzondering van de al te duidelijk Romeinsche namen, dan berust dit, m. i.op niets anders dan op de veronderstelling dat men in de eerste eeuwen onzer jaartelling in Zeeland Gallisch sprak. Nu is het waar dat Gallië, in geographischen zin, zich ten Noorden tot aan den Rijn uitstrekte, maar dit neemt niet weg dat de ethnographische grensreeds vóór Chr. geb. ten tijde van Caesar, anders was; dat het noor delijk deel van Gallië bewoond werd door zuiver Germaansche volken, o. a. de Batavieren. Of er ooit Galliërs hier te lande gewoond hebben, is onzeker, maar buiten kijf is het, dat zoover onze geschiedbronnen gaan, de noordelijke Rijn grens slechts in de verbeelding der Galliërs de grens van hun gebied uitmaakte. Het is met onze beperkte kennis dikwerf uiterst moeielijk, soms onmogelijkeene voldoende verklaring van de oude eigennamen te geven. Tot nog toe heeft niemand eene dragelijke verklaring geleverd van zulke namen als Ariovistus, Arminius, Thusnelda, niettegenstaande een ieder overtuigd is dat het zuiver Germaansche woorden zijn zoodat elke poging

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 158