159 lijk te achten 11a de ondervinding van den laatsten tijd tot nog toe onbekende feiten aan "t licht brengen, welke strekken kunnen om 't punt in geschil der beslissing nader te brengen. Op een der Zeeuwsche heidensche gedenkstukken vindt men den naam van Dacinus, Liffions zoon (bij Deesselhuis bl. 86). Dat Liffio (stam Liffion) een verkleinwoord is gelijk ook Brinio enz., heeft de schrijver van dit opstel elders trachten te betoogen 1). Te zelfder plaatse is er aan herin nerd dat de i (j) van den uitgang ioevenals in 't algemeen de i (j) achter eenen medeklinker, dezen geassimileerd wordt en zoodoende verdwijnt. Zoo is ons zitten ontstaan uit sit- jan liggen uit ligjan zetten uit satjan heffen uit hafjan enz. Heeft de voorgaande lettergreep eenen van nature lan gen klinkerdan valt de i of j uitzonder dat de mede klinker verdubbeld pleegt te worden; bijv. uit grdvio is grave graaf ontstaan. De verkleiningsuitgang io in 't bijzonder heeft reeds in betrekkelijk ouden tijd de i verloren getuige zoowel 't Nederduitsche en Friesche Benno enz., als 't Hoog- duitsche OttoKuonzo enz. Een Frankische (bepaaldelijk Neder-Frankische) naam uit 't laatst der 6de eeuw is Daccohetwelk ontstaan is uit een ouder Dacio (spr. Dakio). Een andere dergelijke Frankische naam is Tattowaarvan de lioogduitsclie tegenhanger is Zazo l) Taal- en letterbodetweede jaarg., bl. 104, vgg. Archief IIIe. dl., Ie st 12 Leiden, 10 Oct. 1871. H. Keen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 163