160
eti met dubbelen verkleiningsuitgang Zazil; patronymicum is
Zezinc 1). Of T Geldersch patronymicum Tetink hiermee
overeenkomtlaten we hier rusten. De naam of liever
bijnaam Tatto, was die van eenen Frankischen bewoner van
Tours in 't begin der 7de eeuw, en is ons bekend uit Gre-
gorius Turonensis, X29. Ook den eerstvermelden naam
Dacco putten we uit het werk van den bisschop van Tours.
Dacco de zoon van Dagaricus komt voor in de zoogenaamde
Historici Francorum, V, 25. Aangezien Dacco, in ouderen
vorm Dacio moet geweest zijn en een verkleinwoord als Liffio
Brinio enz., en aangezien de naam Dacinus een ander ver
kleinwoord van hei zelfde hoofdbestanddeel kan wezenmogen
we voorloopig Dacinus en Dacco (Dacio) beschouwen als synonie
men niet meer van elkaar verschillende dan mannetje van manneke
Het bewijs dat het inus van den vermoedelijk Zeeuwschen
naam Dacinus ook later nog bij de Franken voorkomtle
vert Gregorius X, 27 waar hij gewag maakt van drie Fran
kische bewoners van Doornik. Zij heeten volgens hem Cha-
tivalclus (spr. Hatiwaldus)Leodoualclus (spr. Leodowaldus)
en Waldinns. Deze laatste naam zal wel niets anders wezen
dan eene verkorting uit en tevens verkleinde vorm van Wal-
demari of eenen dergelijken samengestelden naam. De ver-
latijnschte uitgang inus geeft zoo nauwkeurig als mogelijk 't Ger-
maansch ins (later interug, welk ins ook nog in bijna
onkenbaren vorm voortleeft in ons jongen, oudhoogd. jungin
voorts in veulenuit folin, hoewel dit laatste onzijdig is.
Indien we zoo straks veronderstelden dat Waldinus (Fran
kisch Wal din (s)) een verkleinwoord was dan berustte zulks
niet op eene loutere gissing. In 't Oudhoogduitsch komt van
denzelfden stam een eigennaam voor, die buiten allen twijfel
eenen bekenden verkleiningsuitgang heeftnamelijk: Waltila 2).
Hoogd. namen te vinden in Graff's Sprachscha/z.
2) Graff, Spractischatz I, 813: de t van 't Hoogd. beantwoordt natuur
lijk aan de Nederduitsche d.