216 een berdeke van patiensie. noch een bussel met vlassche garens omtrent drije ponden. noch omtrent vij ponden vlas. twaelf mele zacken elck van twee achterdeelen. noch een reijschcoffer met ijseren banden. daer inne zesse cleine cussenkens geen de gestickt bij de hand van de twee lanteernen. een groete cleercasse. daerinne zesse groete cussensde hand van de wedue Noch zesse ander groote tapijte cussens. noch een comptoir cleet gestickt noch vier tapijte hangende cleederenhen vieren stuc- ken lanck veertich ellen. Noch vanden seluen tapijten een doorcleet van zesse ellen, noch twee dekens van tapijte van eender soorten, noch een ander deken van tapijte van grooter werck. memorie dat de cleederen van m1'. franchoijs zijn geset op hunnen tijtel aencommende den kinderen ende hen g e m e e n 1 ij c, noch twee spaensche dekens. noch een roede deken met wit laken geuoert. noch een cleijn groen dekenken met wit laken gevoijert. noch een witte wolle beddecleet. zesse leeren eemers. noch een bert van een jacht. noch een bert van den doot. noch een buffet. noch een perse daer men falien in perst, noch ij cleen caertkens. noch een lijstnoch een verkeerbaert. noch een tafel van vueren hout. Zesse scabellen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 220