218 een tinnen botercop. noch twee lampetten met ij waterpotten der inne. noch een tinnen flesch. vier cannen met tuijten. drije tinnen stoopcannen, 1 tinnen biercanne. noch twee tinnen cannen. vijer tinnen drinckpintkens. drije groete tinnen scotelen, twee tinnen commen. noch een tinnen waterbecken. elf commekensnoch vier tinnen scotelen. een tinnen teele met gaten. een groote tinnen trejore met gaten. Van matalen werck. twee coperen ketels een coperen waterpot, noch een baeij becken een coperen comfoort. noch een coperen aker, een coperen becken. noch een coperen poteen matalen vijsel twintich matalen candelaers onder groot ende cleijn. twee cleine gewichte schaelkens. een vierpanne. een coperen lampet met een pijpe. noch vijfue ketels onder clein ende groot, noch een coperen eemer. noch een vischspaen. Van ijser werck. eerst een latte met vier hangels. vier roostersvier braetpannen. drije speeten twee ijseren scuppen. twee tangentwee brantijsers. vier trefteneen ijseren vorxken. een ijseren vispaen twee hangelijsers. twe hoge ijseren brantijsers. noch een cleen latte met een hangelken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 222