19 Van houtewerck. Noch een viereante tafel. een platten tresoer. een lijst, ilrije vrouwen stoeien. twee mans stoelen, een hoender renne. een bescutsel twelck niet vuijt den huijsse mach. noch xiij glase onder cristallijne ende andere. In de n eer cam er. Eerst een lijnen casse omme lijnwaet inne te doen. daer inne eerst zesse paeren groote slaeplakenen. noch xv ammelakens. noch vier ammelakens. negen handdwalen. noch negen dozijn seruietten. noch seruiette damast werck. noch xxviij flewijnen. noch vier witte voerschoten. noch twintich drooch doucken. noch een witte gordine tot een betstede. noch een tauereelken. twee matalen candelaers op een tresoer. een brantspigel. noch vier stoelen. een iieuer vrouwe beeldeken in een huijsken. een ijseren tange twee brantijsers. een tafel met een scrage. twee scabel bancken noch een heer coutse met groene gordine., met een bedde met zijn toebehoeren. noch daer onder een rolle coetse met een beddekin met een deken. Een platten tresoer. Noch twee brantijsers van gegoten ijser.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 223