provinciën werd deze aangelegenheid door de gewestelijke Staten
in handen genomen.
Keeds in 1578, dus nog vóór de plechtige afzwering in
1581, „kwamen afgevaardigden van de Staten van Hollanden
van Zeeland te Gorinchem bijeen, om te beraadslagen over
de beste wijze van iets te doen tegen den woeker der tafel
houders. Men was in deze vergadering van oordeel, dat het
't best zou zijn wanneer men de daartegen te nemen maatre
gelen aan de steden overlietdie het dan wellicht oorbaar
zouden achten zeiven banken van leening op te richten en van
harentwege te doen beheeren. Dienovereenkomstig stelden
zij, den 17 Nov. 1578 eene resolutie vast, bij welke het
recht tot regeling van de banken van leening aan de stedelijke
besturen werd opgedragen 2). Van dien tijd af is de zaak
van de leenbanken in handen van deze besturen gekomen
en tot op het Kon. besluit van 31 Oct. 1826 gebleven.
De stad Middelburg heeft vrij spoedig van de haar toege
kende bevoegdheid gebruik gemaakt. In 1584 gunde zij de
tafelhouding voor 12 jaren aan zekeren Jan Eiianijois tegen
betaling van 50 's jaars, aanvangende den 1 Maart 1584.
Jammer dat het octrooi aan EiiANgois verleend niet meer aan
wezig schijnt te zijn zoodat ik de voorwaarden niet kan me-
dedeelen. Alleen blijkt uit den volgenden ontvangpost in de
stads-rekening over 1584/85 //ontf. van Jan Eran^ois voorn.
8 16 9 over het surplus van de vercoping 't- zijnen
//huyse gedaen van der luijden goeden dewelcke de stadt
'/gehouden is aen de eijgenaers te responderenso verre daer
//iemant omme komtdat de stad zich voor het overschot
van de verkochte pandenboven het daarop uitgeleende met
19
In den Tegenw. staat van Zeeland, d. I, bl. 175, wordt ten onrechte
gezegddat de lombardendie oudtijds tot 's Graven domeinen behoorden
in den jare 1589 bij de staten van Zeeland aan de steden werden afgestaan.
In het VIIIe deel van het Groot plac. boekbl. 422komt deze resolutie
voor, als van 6 November 1578.
2) Veegens, bl. 57.