245 sche madonna zien, wantzegt dr. Keen «in onze nieuwe- //re taal is Neelialenia te vertolken met «onze lieve vrouwe 1)." Zij was de schenkster en goedgunstige geefsterde mees teres en vrouw, die op Walcheren werd betiteld met dien inlandschen daar bijzonder geliefkoosden gewestelijken naam, dezelfde die in de Noordsche mythologie Fueya werd geheeten. Met den heer Leemans zijn wij het volkomen eens dat de eigenlijke zetel van de Nehalenuiadienst noch aan den Nederrijn noch ergens anders, maar uitsluitend te Domburg was gevestigd. Alle gedenkteekenen haar betredendezijn dan ook, op een paar uitzonderingen na 2)te dier plaatse gevonden. Daar werden ze al dadelijk op last der Staten van Walcheren geborgen, ofschoon het toeziet, dat daarbij van wege die autoriteit werd gehoudenniet heeft kunnen belet ten, dal enkele dier voorwerpen in anderer handen zijn geraakt. //Maar," zegt de lieer Leemans, /'de meeste der van Wal- //cheren niet weggevoerde gedenkleekens zullen van lieverlede ,/wel bij de overige in het Domburgsche kerkkoor, als meer- //dere waarborgen voor voortdurende veilige bewaring leverende, //opgenomen zijn 3)." Die goede waarborgen bleken echter ijdel te zijn toen 1) Dus had in der tijd de courantier van Brugge het niet zoo geheel mis toen hij in 1647 het berigt inededeelendedat men op Domburgs strand Nehalennia's had gevonden, er bijvoegde, dat het Maria was, ofschoon het niet aanne melijk is dat de predikanten haren naam zóó handig, hebben veranderd. Zie Gargon, I, 153. 2) Te Deutztegenover Keulenwerden twee votiefsteeuen aan Neha- lennia gewijd, ontdekt, de eene reeds lang vóór de Domburgsche oud heden, de andere eerst later in 1776. Zij schijnen een tijd laug te Bonn te zijn bewaard geweest, doch wat er thaus van geworden is of waar ze gebleven zijn, weet niemand. Zie Ab Utrecht Drksselhuis a. w., bl. 157 en volgg. Janssen, a. w., hl. 97 en volgg. Leemans, Verslag, bl. 20 en volgg. 3) Dr. Leemans, Verslag, bl. 7. Dit schijnt dan ook werkelijk te zijn gebeurd; althans met een der Nehalennia altaren, ten tijde van Gargon nog op Steenhove voorhandenalsmede met het altaarwaarop te lezen stond

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 249