246
wat geen menschelijke magt had kunnen verhoedenop den
10. October 1848 kerk en toren door het vuur des hemels
werden vernietigd. De meeste der kostbare gedenkteekens
deelden hetzelfde lot en wat nog gered kon worden was zoo
danig beschadigd datbehalve liet voetstuk van het beeld
der overwinning, slechts van vijf der tempelalt.aren de tamelijk
gave fragmenten konden worden terugsreyonden die thans,
in hunnen vroegeren staat hersteldmet den outaartempel
aan Hercules Magusanus en het steenen outaar aan de go
din Burorina gewijd, in liet museum van het Zeeuwsch
genootschap der wetenschappen geplaatst, met de overige daar
mede bijeen gebragte uit Domburg afkomstige oudheden alles
vertegenwoordigen wat van dien aardvan de eerste ontdek
king af tot nu toe, op Walcherens strand gevonden, binnen
ons vaderland is bewaard gebleven
J. II. de STOPPELAAR.
Middelburg, 10 Oct. 1872.
wDeae Nehalenniae Ianuarïus Ambachtius pro se et suis V. R. L. M.,w dat
zich toen op het hof van den heer van der Stringe bevond. Vergelijkt
men de afbeelding van het eerste en de beschrijving van het tweede, door
Gargon gegeven in zijne Walchersche arcadiad. II, bl. II en 318, met
die, welke voorkomen bij Janssen, pi. X, 20 en pi. XIV, 26, en neemt
men daarbij in aanmerkingdat hij Gargon lezing en teekening over het
algemeen palaeographisch minder juist zijn, dan zal men des te eerder tot
de identiteit van heide kunnen besluiten.
Waarvan alleen moet worden uitgezonderd desteen, thans nog berus
tende op den huize llpesteiu te Ilpendamafgebeeld bij Janssen, pi. XVI,
29. Want van de beide andere Nchalennia altaren mede te Domburg ge
vondendie, zoo als wij hiervoren zagenmet de verzameling van Papenbroek
in eigendom zijn overgegaan aan bet rijksmuseum van oudheden te Leiden,
zijn onlangs door den directeur dier instellingden heer dr. C. Leemans
uitmuntend geslaagde afgietsels in gips bezorgd en exemplaren daarvan aan
het Zeeuwsch genootschap der wetenschappen aangeboden dat met de meeste
erkentelijkheid van dit aanbod heeft gebruik gemaakt, om op die wijze de nog
bestaande leemte in hare verzameling van Domburgsche oudheden aan te vullen.