58 den der Minnebrugstraat aan de westzijde der Krepelstraat uit gestrekt te hebben. 1t Is thans tuingrond of weiland. (52). 20. Het Melkstraatje. Hit straatje werd on getwijfeld zoo genoemd, omdat het van de Ridderstraat naar de Melkmarkt leidde. In later eeuw kreeg het den naam van 't Geweldigerstraatje. Uit de stadsrekening namelijk overge bracht den 2en September 1648, zien we, dat de magistraat //tot dienst en welvaren" der stad gekocht had van Stijnt- ken Jans weduwe van Nicot.aas Pakmentiek in zijn leven geweldiger-provoost te Sluiszeker huis en erfgestaan en gelegen op den hoek van de Oude Korenmarkt, aan het einde der Kapellestraat, voor 300 ponden Ylaamsch welk huis weder voor afbraak werd verkocht voor 141 pond, 13 sch., 4 gr., daar men de vague erve tot stadsprofijte gebruiken wilde tot het maken van eene nieuwe Paarden- en Beestenmarkt De tegenwoor dige Beestenmarkt bestaat eerst sedert het midden der 17" eeuw. (53). 21. De Brabanderstraat. In de 16e eeuw ves tigden zich in deze straat eenige lijndraaiers, waardoor de oude naam voor dien van Lijndraaiersstraat plaats moest maken. Dat deelhetwelk zuidwaarts van liet Yer-Mariënstraatje van Lapschure lag, werd ook wel de Korte-Brabanderstraat geheeten. De westzijde der Korte-Brabanderstraat kwam uit op den hoek der Oude Korenmarkt. (54). 22. Het Ver-Mariënstraatje van Lap schure. Dit straatje wordt ook het //Dweersstraatken," d. i. het Dwarsstraatje geheeten. In het oudste rentenregistertje van den Heiligegeest in de Onze-Yrouwelcerk te Sluis (1377"81) vinden we deze opgave //Item: Ruebin, beeldemaker6 groo- ten. Kwam van heer Jan van Laepscuke priester, liggende in Yer-mariënstraatken-van-Laepscuretusschen de Kapellestraat en de Brabanderstraat." Deze opgave is in meer dan één op zicht belangrijk. Zij leert ons de ligging van het Yer-Mariën straatje; zij doet ons de woning kennen van den verdienstelij ken beeldenmaker of beeldenschrijver Robin of Robkecht van Cotthem, die in 1410 zijn jaargetijde stichtte in de Sluische

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 304