103 paar wervelligchamen bewaard, in vliedbergen of elders gevon den die zeker van cetaceën afkomstig zijn en op onderschei dene plaatsen in Zeeland bewaart men stukken van het geraamte van aangespoelde walvisschenmet name onderkakente Mid delburg b v. op eene weide buiten de Langevielepoortte "Veere aan den buitenmuur, te Zaamslag. Deze feiten en de grootte van het been, dat aan geen thans levend viervoetig dier behooren kondeden mij den wervel aanzien voor die van eene door de golven uitéén geslagen cetacé. De studie der later gevondene beenderen deed mij in den beginne vermoeden dat ook deze wervel aan een Mammouth zou hebben toebehoord. Bij naauwkeuriger studie meende ik echter bij mijn eerste ge dachte te moeten blijven. Wegens het gemis aan zekerheid wil ik er echter later de dimensies van opgeven. De plaats waar men de meeste dier beenderen gevonden heeft was de watervlakte tusschen Westkappel of Westkapelle en Zou- telande l)ongeveer in het midden tusschen twee daar ge plaatste boeijen of zeebakens, op omstreeks 300 meters afstand van het strandde dieptewaaruit men ze ophaaldewerd door de visschers geschat op elf tot vijftien vademen. De osteologie van den Mammouth is in de wetenschap ge noegzaam bekend '2)en het zou dus overbodig kunnen schijnen de gevonden beenderen te beschrijven. Ik meende dit evenwel te moeten doenvooreerst omdat ook anderen zouden kunnen beoordeeleu of het vóórhistorische beenderen zijn en bovendien omdat zij zoo nabij de Zeeuwsche kusten gevonden zijn, dat men mag aannemen dat zij tehuis belmoren bij de vroegere 1) De bewoners noemen dit dorp Zoetelandehet draagt vermoedelijk dien naam naar den in Zeeland nog gebruikelijken voornaam Zoete." 2) Men kan b. v. veel vermeld vinden in Cuvieu Ossements fossiles. Ik meen ook dat er eene volledige beschrijving van een Mammonths geraamte voor komt in Neujahrstücke d. Zuricher Naturforscher Geselschaft 1825. Ik heb dit echter niet kunnen raadplegen. Te Brussel vindt men tegenwoordig een geheel geraamte.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 349