104 Fauna van de Zeeuwsche gewestenof liever van de landendie lagen op denzelfden graad van lengte en breedte als het tegen woordige Zeeland. Aan den oorsprong der beenderen valt niet te twijfelen. Ik heb het dijbeen en het spaakbeen b. v. ontvangen, toen zij pas één dag te voren uit zee waren opgehaald. De grondsoort waarin zij gevonden zijn, de bodem der zee, of als men wil van het kanaalmoest er dus nog aan te vinden zijnen inderdaad het blaauwachtige slijkdat er hier en daar aan kleefde, bleek mikroskopisch te bestaan niet alleen uit zand en uit organischen detritusmaar uit tallooze pantsers van diatomeën grootendeels rond, enkele malen driehoekig, zooals men die vindt in het slijk der zee. Alleen aan de kies heb ik nergens eenig spoor kunnen ontdekken van submarinen oorsprong. Ook waren de beenderen, voor zooverre zij niet door de visschers waren schoongemaakt en afgeschrobt, nog bedekt door korsten van bryozoën. Hier en daar waren deze nog stevig vast gehecht, doch veelal waren zij verdroogdlieten daardoor gemakkelijk los en vielen als schilfers er af; door den tijd zullen zij er dus alle afvallen. Waar die bryozoën-laag aanwezig was, had de oppervlakte natuurlijk een ruw en oneffen voorkomenwaar zij ontbrakenzooals aan een groot deel des dij been s en aan de wervelwas de oppervlakte of gladniet klevende aan de lippenof spongieus vooral aan afgebroken stukken. Heli spreekt van zelfs, dat de beenderen eenigen tijd hadden bloot gelegen anders hadden er zich geene korsten van zeedieren op gevormd. Overigens vond ik aan de buitenvlakte talrijke balani en in de holligheden jeugdige actiueas, zeer kleine mos sels, nog levende nereiden en zelfs doode garnalen. De versch opgedolven beenderen hadden eene zwarte kleur; later bij het opdroogen bleef de kleur lang vaal en grijsachtig, eindelijk werden zij bruingeel en na vele jaren gedroogd te zijn zullen zij, zooals de wervel, bleek worden. Die zwarte tinten ont stonden vermoedelijk door absorbtie van de kleurstof van het zee- slijk ook dit is eerst donker, dan blaauwachtigeindelijk licht

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 350