108 te buigen en uit te strekken. Was dit zoo, dan waren de Mammouthenbehalve in het loopennog onbuigzamer gevaar ten dan hunne nazaten. De olifant, ofschoon dan ook nog niet geheel volwassen, moet toch onder zijns gelijken reeds vrij groot geweest zijn. Het been was 1.25 m. lang tot aan den hals en in het midden 41 c. m. in omtrek. Te Leiden bewaart menbehalve een paar fragmenten van femora, een dijbeen zonder hoofd en zonder knokkelsdit heeft eene regte lengte van 70 en een omtrek van slechts 29 c. m. Het in 1629 in den IJssel bij Doesburg opgegraven been was If el of 1.22 meter lang en 28.5 kilo zwaar l)en een ander in 1757 te Hedel opgegraven was 41 R. duim of 1.11 m. lang en 20.5 kilo zwaar. Er zijn intusschen nog grootere dijbeenderen bekend. Dat hetwelk door P. Camper beschreven is in Nov. act. Petrop., 1788, was volgens Cuvier 1.37 m. lang. Cuvier schatte de hoogte van dat dier op li j voet. Het bovenvermelde, later opgevischte onderstuk van een lin ker dijbeenhad dezelfde gedaante en bezat ook nog de sporen van scheiding tusschen ligchaam en uitsteeksel, en behoorde dus ook aan een nog niet volwassen dier, evenwel niet, zooals ik zeide, aan hetzelfde; immers het was ook van de linkerzijde. De ruimte tusschen de knokkels was een weinig uaauwer. 2) l) 11 ij Staring Bodem van Nederland worden leugte eu gewigt minder op gegeven. 3) Onder het afdrukken dezes haalde men weder uit zee op een schouder blad dat echter in het water vielen een dijbeen. Dit laatste is van een nog jeugdiger dieren mist hoofd en knokkels. Het heeft in het midden slechts een omvang van 36 c. m. en de regte lijn van de uitholing, waarin liet hoofd gezeten heefttot aan de demarcatielijn der afgebroken onderste epiphyse be draagt 96 c. m. en die in het bovenbeschrevene 1.02 m. Het is een linker heen eu dus van een derde individu.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 354